Welkom bij subcategorie "Gastauteur": Wil Schulpen (meetboek 1783)


Het volgende artikel was reeds eerder via verschillende afleveringen geplubiceerd in de Heemklank;
het tijdschrift van de Vereniging van Natuurvrienden Susteren.

Meetboek 1783 (1)
Auteur: Wil Schulpen


In het archief van de gemeente Echt-Susteren wordt het meetboek uit 1783, een vrij dik boekwerk, bewaard. Dit wordt vermeld in de inventaris van het archief van het stadsbestuur (Susteren) onder nummer 8. Het meetboek beschrijft de toestand van de percelen binnen de oude gemeente Susteren en wel met onder meer als doel om de te heffen landelijke en plaatselijke belastingen over de mensen te verdelen. Hoe meer grond, hoe meer men moest betalen. Een ander doel was natuurlijk om de eigendomsverhoudingen vast te leggen. Men kan het beschouwen als een voorloper van het 19e eeuwse kadaster.
Het boek bevat ongeveer 450 bladen, dus ongeveer 900 pagina’s. De schrijver ervan hield er in het begin een merkwaardige telling: het achtste blad gaf hij nummer ‘vijf’ mee en vervolgens telt hij hiermee verder. Natuurlijk voor zover hij geen fouten maakt: soms vergeet hij een blad of gebruikt hij een nummer twee maal. Voor meer dan 99% is zijn nummering echter goed te gebruiken.
Men heeft aan het boekwerk inmiddels een aantal nieuwe schutbladen en een nieuwe kaft toegevoegd. Op het eerste (oude) blad staat aan de voorkant een Latijnse tekst: Anno Reparata Salutis Millesimo Septingentisimo octuagesimo tertio renovatus sum per Dnum Scabinum Wilhelmum Backhaus hetgeen zoveel betekent als “het jaar 1783 ben ik hernieuwd door de heer schepen Wilhelm Backhaus tot behoud en herstel”.
Op het volgende blad vinden we in het Duits: “Meetboek van de tot de stad en kerspel Susteren behorende landerijen, beemden en moerassen anno 1743 door landmeter Adam Bloem aangelegd, nu echter door de schepen Willem Backhaus in het jaar 1783 hernieuwd met de nieuwe namen van de huidige bezitters als ook met de nieuwe regnoten (aangrenzende eigenaars) zoals volgt onder de nummers H1 tot H 3643”.

Schepen Backhaus heeft dus het veertig jaar oude meetboek van Adam Bloem vervangen door een nieuw, waarbij hij natuurlijk dezelfde perceelsgegevens handhaafde, alleen de percelen aan hun nieuwe eigenaar koppelde. Het oude meetboek was in die veertig jaar volgeschreven met allerlei latere gegevens; want in veertig jaar kunnen percelen nogal eens van hand wisselen. Ook was het beschadigd gezien de tekst van schepen Backhaus. Wellicht dat het boek in 1783 geheel bijgewerkt was, zodat het aanleggen van een nieuw meetboek niet al te veel werk geweest kan zijn.
Het is waarschijnlijk dat ook vóór 1743 er een meetboek is geweest. Wellicht niet zo nauwkeurig opgemeten als in het midden van de 18e eeuw mogelijk was. Het lijkt er op dat Adam Bloem een ouder boek volgde onder de nummers 1 tot en met 3542. Hij beschrijft in grote lijnen beginnend bij de Echter Limiet (gemeentegrens) de gronden rondom Dieteren, die ook wel met een verzamelnaam het Dieterense veld genoemd wordt. Hij begint bij Overmeer en gaat langs de grens met Roosteren naar het zuiden tot aan de Vloedgraaf, dan weer noordwaarts tot aan Dieterderbos en vervolgens weer terug richting Dieterdermolen. De precelen 1 t/m 1264 behoren ertoe.
Daarna heeft men een ruimte opengelaten, beter gezegd de nummer 1265 t/m 1290 zijn geheel vrij gebleven. Daarna slingert de beschrijving om Susteren om te eindigen bij Gebroek met nummer 3542.
Dan volgen de nummer 3542 t/m 3643, waarbij een beschrijving gegeven wordt van een gebied met de verzamelnaam de Eissenbroucher bend hetgeen men zou kunnen weergeven als Isenbroeker beemd of IJzerenbroekerbeemd. Dit gebied is kennelijk in een latere fase aan de belastingplichtige gronden toegevoegd. Of dit door Adam Bloem is gebeurd of op een eerder tijdstip is niet duidelijk.
Niet alle in het boek opgenomen percelen waren belasting en/ of tiendplichtig. Dit werd uiteraard secuur in het boek vermeld of een perceel vrijgesteld was van landelijke of plaatselijke belastingen; ook als men geen tienden aan de kerk behoefde te betalen werd dit vermeld. Vaak staat er ‘ist frei’, hetgeen opgevat wordt als én belasting- én tiendvrij.
Het is uiteraard logisch dat de gronden van de hertog van Gulik vrijgesteld waren. Ook is een beslissing van Reinoud van Valkenburg uit 1385 bekend, waarin deze bepaalde dat de gronden van het stift, welke tot dan toe verworven waren, vrij waren van belastingen. Nieuwe gronden zouden belastbaar zijn. Indien de uitspraak van Reinoud daadwerkelijk uitgevoerd is, heeft het stift ná 1385 nauwelijks nog grond verworven in Susteren; immers men betaalde slechts over twee percelen, waarvan één slechts éénvijfde deel.


Er waren twee manieren om een mindering te krijgen. Ten eerste wanneer een als ‘hausplatz’ aangeduid perceel bebouwd was. Men kreeg dan maximaal 100 roeden mindering. En ten tweede als een verplichting, welke wellicht officieel goedgekeurd moest zijn, op het perceel rustte. Zo waren er verplichtingen aan de hertog van Gulik of kerkelijke instanties, zoals stift, parochie, altaren enzovoorts.

Onder de voormelde Duitse tekst vinden we een lijst van zaken welke men zoal verplicht was te geven en het aantal roeden dat men ervoor in mindering kon brengen:
Een vat zaad66
Een vat olie20
Een vat rogge Susterder maat33
idem Maaseiker maat27
Een vat gerst33
een vat haver16
een kapoen16
een Thewis hoen7
een bb (muntsoort) welcher 2 alb waard is2
een ferling welke 2 albus waard is2
Voor een stuiver of albus1
Om een valderen te hangen15

De Susterder roggemaat en de havermaat werden in het stadsarchief (statts argive) bewaard.

Enkele voorbeelden van lasten op een perceel:
perceel 1330: Het kapittel kreeg hiervan 1 ½ vatnoot roggen: dus 1,5 x 33 = 49,5 roede
De kerk kreeg 1,5 kop roggen en een kwart zaad: 1,5 x1/4x33= 12 3/8 + 1/16x66= 4 1/8
Dus totaal 66. De grootte van het perceel was 94 roede en voor belastingen bleef 94-66=28

perceel 1350: De hertog kreeg 2 kapoenen (2 maal 16) én 4 bb (4 maal 2) samen 40
Het was groot 44 roede, dus nog voor 4 roede belastingplichtig.

perceel 1514: De hertog kreeg 1/3 van ½ kapoen en 1/3 van ½ bb; hiervoor kreeg de eigenaar dus 3 roeden in mindering

Het totale oppervlakte dat vermeld wordt is 1000 – 1050 hectaren. Wanneer men bedenkt dat Susteren tot 1982 ongeveer 1750 ha groot was, blijkt dus ruim 700 ha niet vermeld. Dit waren vooral woeste gronden die in gemeenschappelijk gebruik waren, zoals het gebied begrensd door Heidestraat en Aardenweg, gebieden ten noorden van Pissum en de Dieterderbos. Maar ook het stadje zelf, binnen de grachten wordt niet vermeld.
Toch was de situatie niet zo eenvoudig als ze wel lijkt. De hoeve IJzerenbosch was zeker al sinds begin 18e eeuw bewoond en werd niet in het meetboek genoemd. Ook hoorde tot de inkomsten van het stadsbestuur pachten van gronden die in deze gebieden lagen.
Vaak werden de woeste gronden ‘gemeinden’ of ‘scharpe driessen’ genoemd.

In oudere documenten vóór 1742 vinden we lijsten met landelijke belastingen. Uit die stukken blijkt dat de belastbare gronden een totaal hadden van ca. 1810 morgen. Wanneer we echter op basis van de gegevens van het meetboek te werk gaan dan komen we – na aftrek van gronden die ‘vrij’ of ‘belasting vrij’ zijn op een totaal van 2577 morgen. Het verschil is toch wel aanzienlijk ca. 750 morgen. Er moet weliswaar een correctie nog plaats vinden van gronden die slechts voor de helft of éénderde belastingplichtig waren. Ook een correctie voor de korting door bebouwde ‘huisplaatsen’, maar dit levert nog geen 100 morgen op.
Het is jammer dat de belastinglijsten in 1742 stoppen en Adam Bloem net in 1743 met zijn nieuw meetboek begint. Het is mogelijk dat de metingen en onderzoekingen in 1743 ertoe geleid hebben dat veel meer gronden dan voorheen voor belastingen in aanmerking kwamen.

De belangrijkste grondeigenaren die je kunt verwachten zijn natuurlijk de hertog van Gulik als heer van Susteren, het stift en de heer van Dieteren.
Inderdaad zijn de hertog van Gulik en het stift ofwel ‘das Hochwurdige Capittul’ de belangrijkste grondeigenaren.
De hertog bezat 23 percelen met een totale oppervlakte van 290 morgen (90 hectare). In die tijd was keurvorst Karel Theodoor hertog van Gulik. Toen deze eveneens Beieren had geërfd verplaatste hij zijn residentie van Mannheim naar München. Hij was in Susteren de eigenaar van o.m. twee grote weiden nl. ’t Körbes (18½ ha) en de Kamerwei (23 ha). Wat mij het meest opviel was de ligging van de eigendommen van hertog – consequent Keurvorst (Churfurst) genoemd. Alle percelen lagen ten zuiden van de Rode Beek en Susteren; er was één perceel in de Eissenbruchbenden.
Het kapittel van Susteren had weliswaar veel meer percelen (56) maar een kleiner oppervlakte: 220 morgen of wel 67½ hectare. De abdis, de altaren in de stiftskerk, het Willibrord altaar en de armen van het kapittel hadden nog eens ruim drie honderd morgen zodat de totale eigendom van het stift wellicht komt op 96 hectare.
Daarmee beschikte hertog en stift samen over 17% van de grond.

De derde – de heerlijkheid Dieteren – vinden we in het meetboek niet meer vermeld, waaruit we dus mogen concluderen dat de heerlijkheid geen eigendommen meer had in Susteren. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat deze heerlijkheid geen rechten meer had in Susteren. De leenverhoudingen zullen nog wel bestaan hebben, maar die waren in deze samenhang niet van belang. De leenheer van de heerlijkheid Dieteren was sinds één à twee jaar Jean Paul de Plevitz. Zijn naam wordt bij de opname van 1783 niet vermeld. In de Franse tijd zien we Jacob Georg de Plevitz veel gronden verwerven. Jean Paul de Plevitz had de leenzaal van Dieteren gekocht van de erfgenamen van de heer van Boineburg (Catharina de Boineburg, geboren Schilling, weduwe van CH Gabou, Marie Theresia Gabou weduwe van E. de Waepenaert, Aldegonda Francisca de Schilling en de heer van Boineburg van Lengsfeld).
In 1783 herkennen we nog bezittingen die nog tot de lenen van de heerlijkheid behoorden of er vroeger toe behoord hadden.
6. Er is een eedformule van een nieuwe leenman van de mankamer van de heerlijkheid bekend en wel van Bernards van Beuninger. Hij had een zestal percelen met een totale grootte van 19 hectare. Eén perceel viel op: de Beuniger beemd van 16 hectare gelegen in de Rooster beemden. Bijna dertig jaar later gaan deze eigendommen over op de erven Gabou en Catharina van Boineburg. Dit zijn dezelfde familienamen als waarvan de leenheer JP de Plevitz de heerlijkheid had ontvangen.
Men is geneigd om te veronderstellen dat de heer Bernards de Beuniger ‘dus’ het leen Beunigen van de heerlijkheid Dieteren in leen hield (en eigenaar van de gronden was). Echter elders vond ik dat op 27 februari 1783 – dus het jaar waarin het meetboek vernieuwd werd – Arnold Schoffelen (15 jaar) uit Roosteren met de hof Boningen beleend werd. Zijn vader Welter lijkt namens zijn zoon de eed gezworen te hebben. Deze Welter was één van de zeven kopers van de hof Boninghen, toen deze in 1774 in de verkoop gedaan werden door de erven van … ridder Bernards van Beuniger. De grote van de hof was bijna zeven hectaren en de kopers lijken allen mensen uit Roosteren. Ik neem vooralsnog aan dat het hier een gedeelte van de hof betrof welk wellicht geheel in Roosteren gelegen was. De documenten lijken te spreken van een boerderij binnen het leen van Boninghen. Indien zo, dan heeft ze waarschijnlijk niet in Dieteren-Susteren gelegen.
7. Klooster Hocht had 45 morgen (14 ha). Dit zijn oude bezittingen van de hof te Louwe, welke al in de 13e eeuw aan het klooster van Hocht geschonken waren. Eind 16e eeuw werden deze bezittingen niet meer genoemd onder de lenen van Dieteren, zodat er wellicht geen leenverhouding meer was. G. van de Bergh schreef twintig jaar geleden in de heemklank dat “de abdij Hocht de Louwerhof met alles wat zij in deze regio verder bezat in 1708 van de hand heeft gedaan”. Drie kwart eeuw later blijkt nu dat dit niet juist is. In 1610 blijkt de hof, waarvan schepen van Genabeth pachter (halfe) was nog 40 hectare groot (inclusief ’Driessen, Broich und slechte Lenderei)’.
De gronden lagen voor het merendeel in het gebied Munsterveld - Lendveld met een concentratie op Koekamp.
8. Kruisbroeders uit Roermond hadden 79 morgen (24 hectare). Zij hadden in de eerste helft van de 15e eeuw de hof Robeke en de Dieterdermolen verworven.
De gronden lagen voornamelijk ten westen en ten noorden van Dieteren in het Dieterense veld. Drie percelen lagen aan de andere kant van de Rode Beek in een gebied ‘de molenbeemd’ genoemd, dus kennelijk bij de Dieterse molen horend. Opvallend is dat molen en hoeve niet meer aan de Kruisbroeders hoorden. Wat de hoeve betreft weten we dat de kruisheren in 1757 toestemming hebben gekregen om de molen te verkopen. Later blijkt dat Jan Brouwers, wonend op het kasteel Obbicht, de molen gekocht heeft. In de lijst van 1783 vinden we Stephan Beuer zu Obbicht. Ik neem aan dat het hier nog steeds dezelfde familienaam betreft.

Uit de gegevens van het meetboek blijkt het bestaan van de heerlijkheid niet meer.

Bijzondere eigenaren waren vrijheer van Leradt (74 morgen), vrijheer van Bentinck (25 m), broederschap St. Nicolaas (8 m) en schutterij St. Sebastianus (2 m). De stad Susteren bezat nog 15 morgen.

De overige gronden (73% van het beschreven oppervlakte) was in bezit van de inwoners van Susteren en natuurlijk mensen uit de aangrenzende gemeenten.

Meetboek 1783 (2)
Wil Schulpen


In het meetboek vinden we een opsomming van vele percelen aan. Het boek telt ongeveer 900 bladzijden waarbij ongeveer 3600 percelen beschreven worden. Veelal staan er per bladzijde vier percelen beschreven. Op de afbeelding is te zien hoe de beschrijving van een perceel eruit ziet op de voorkant van een foliobad:
Geheel bovenaan in de middenkolom staat: dietter feld in die Voßkoul (Dieterens veld in de Voskoel). Geheel rechts is het cijfer ‘68’ te herkennen, uiteraard het foliobladnummer. In mijn nummering is dit paginanummer 68 en de volgende pagina is 68v (en de pagina ervoor 67v). Men kan de pagina beschouwen als verdeelt in vier kolommen.
In de eerste kolom vinden we nummers en namen. Het nummer is het perceelsnummer en dat ligt tussen 1 en 3643. Het betreft hier het nummer 547. Dit is kleiner dan 1265 hetgeen betekent – zoals de kop aangeeft – dat het perceel in het Dieterense veld ligt. Onder het


nummer treffen we de naam van de eigenaar aan – in dit geval Christiaan Schulpen. Wanneer er meerdere eigenaren zijn, staan er natuurlijk meerdere namen en wordt erbij vermeld voor welk gedeelte dat bedoelde persoon eigenaar is. Wanneer op een tijdstip ná 1783 het perceel van eigenaar verandert door vererving of verkoop, dan wordt de nieuwe eigenaar vermeld – in dit geval Sander van der Straten. Onder deze gegevens ziet men in de kolom 548 Dirch Lijnen 1784 Peter Beckers 1814 Gertrud Elisabeth Beckers 1816 Willem Antoon Meuffels. Het perceel wisselde dus driemaal van eigenaar.

In de tweede, de grootste kolom vinden we steevast de perceelsbeschrijving: Ein Stuck Landts in die Voßkoul ein seith henrich Schulpen die ander Dirch Lijnen Vorhaubt der Niepweeg inhaltend (een stuk land in de Voskoel een zijde Hendrik Schulpen, de ander (zijde) Dirk Lijnen, een hoofd de Niepweg groot..) Als eerste gaf men aan hoe het perceel gebruikt werd: (akker)land, beemd, wei, huisplaats, boomgaard enz. Vervolgens worden de eigenaren aan beide zijde van het perceel genoemd (of een ‘landschappelijk’element: weg, graaf, beek, grens enz.) en een hoofd. Men stopt de beschrijving met ‘inhaltend’ of ‘groß’. In de derde kolom wordt de grootte dan weergegeven van het perceel in ons voorbeeld 64 ½ roede groot.

Vervolgens staat meermaals onder de beschrijving een toevoeging. Veelal betreft het een opmerking betreffende een last welke op het perceel drukt. Bijvoorbeeld de eigenaar was verplicht om jaarlijks aan kerk, kapittel, hertog van Gulik enz. een betaling in natura of geld te verrichten. In ons voorbeeld staat Ihre dhlt Churmutig ½ kop haber und 2 ½ stub bleibt (Uwe doorluchtige – de keurvorst, hertog van Gulik – als keurmede ½ kop haver én 2 ½ stuiver).

In de derde kolom staat steeds de grootte van het perceel, zoals hierboven aangegeven. Wanneer men zoals in dit geval een bijzonder afdracht moet plegen die in aanmerking komt voor belastingvermindering staat er direct onder de grootte van de vermindering – in ons voorbeeld 4 ½ roede. Voor het getal 4 ½ ziet men in de middenkolom uiterst rechts ‘ab’ (af).
In de vierde kolom staat indien er een vermindering is en de uitkomst groter dan nul is het aantal roeden wat overblijft, 60 De vermindering is als volgt te berekenen: 1 kop levert op (16/4) is 4 roeden, een halve kop dus 2; 2 ½ stuiver levert eveneens 2 ½ roede op.
In de tweede, derde en vierde kolom bij nummer 548 staat: alda ein stuck Landt sein seith Verschiede dieander Mathis von der Stratten inhaltend – 110; ab – 9; Ihre dhlt 1 Cop haeber und 5 stub noch ubrig bleibt – 101. Alda (aldaar) wordt gebruikt om aan te geven dat het perceel eveneens in de Voskoel ligt.


Zoals op de afbeelding hiernaast te zien is bevat een pagina meestal de beschrijving van vier percelen, waartussen in meestal nog voldoende ruimte aanwezig is om aantekeningen te maken, vooral natuurlijk in de eerste kolom.

In de middenkolom staan ook vaak andere opmerkingen zoals
- dat men wegens slechte grond –vooral bij beemden – slechts de helft of eenderde behoeft te betalen;
- op diverse percelen (Dieteren, Feurth, Heide, Baakhoven en Gebroek) stonden huizen. Deze percelen konden maximaal 100 roeden aftrekken. Bij percelen kleiner dan honderd roeden staat dan ‘wegen bebauete hausplatz freij’ Anders staat er dat men 100 roeden kan aftrekken, of zelfs als er twee huizen op staan twee honderd.
- Er worden diverse pecelen genoemd met een ‘falderen’ te weten op het Dieterse Hoogveldje, in het Coppelveld, op Koye, op Heulst en op Hostard.
- ook wanneer een perceel dat – eventueel ten onrechte – niet als belastbaar aangemerkt stond, toch weer belastbaar werd.
- bij perceel 1951 stond een bijzondere opmerking ‘neben Gerichtsplatz. Hier stond dus de galg van Susteren. Het perceel lag aan de Melisgraaf op Lend aan de Taterbeemden.
-Telberger pacht
Het klooster St. Elisabeth te Nunhem ontving een inkomsten uit landerijen gelegen in het Dieterse veld. De gronden die deze inkomsten moesten opbrengen lagen verspreid ten noorden tot in Dieteren vanaf de grens met Roosteren tot op de Kis. De totale opbrengst was volgens het meetboek ongeveer 19 malder gerst en 19 malder haver. Volgens een brief, waarnaar in 1610 verwezen wordt, zou deze opbrengst evenwel 20 malder haver en gerst moeten zijn. Mogelijk dat de afwijking met een onnauwkeurig noteren te maken heeft van schepen Backhaus.
Deze pacht zou ook Zilberger of Zibberpacht genoemd zijn. De opbrengst werd ontvangen van gronden met een totale oppervlakte van 62 morgen (19 ha).
De oorsprong ervan is onbekend, maar gezien de ligging van de percelen lijkt het aannemelijk dat het een gift is van de heren van Dieteren of van een van de latere eigenaren (van een gedeelte) van de heerlijkheid.


- Firmele leen
Dit leen was een verzameling van verspreide percelen welke lagen bij Baakhoven en Gebroek (tot Klein Berkeler). De totale grootte was 29 morgen ( 9 ha, 11 bunders).
Ook tot de lenen van het Stift én tot de lenen van de mankamer van Dieteren behoorden een Firmele leen. Het heeft uiteraard geen zin om dergelijke lenen te vermelden in het meetboek.
Men zou denken dat het echter een leen van de mankamer is. Maar in de lijsten van die lenen komt het niet voor. Het is merkwaardig.
Dat de drie ‘Firmele lenen’ wel oorspronkelijk met elkaar te maken heb maak ik op uit het gegeven dat de eerste zeven lenen van het stift eveneens onderdeel uit maken van het hier vermelde leen. Bij beide lenen zijn later dan toevoegingen gedaan.
Wellicht heeft het ontstaan van de ze drie gelijknamige lenen te maken met oude rechten uit de dertiende eeuw.

- Munnichsleen
Diverse percelen hebben de aantekening ‘ist Munichs Lehn’ of ‘freij Munichs Lehn’. De eerste vorm komt slechts bij één gebiedje (aaneengesloten percelen) voor en we kunnen het dan ook beschouwen als een niet correcte weergave van de tweede.
Het betreft zes gebiedjes: één op die Huef (häöf, hoof), een wei in de Boonenkamp, één op Köckeler, twee op Baakhover veld. Mogelijk dat met name de laatste een gebied vormden. Het betrof een totale oppervlakte van 58 morgen (bijna 18 hectare, 22 bunder)
Evenals bij ‘koppelvrij’ lag op alle percelen geen enkele andere verplichting. Ook hier menen we dat de percelen dan ook vrij waren van belastingen en tienden.
Het Munnichsleen was een groot leen van de mankamer van Born welk volgens de beschrijving in 1788 23 bunder en 217 ¾ roeden groot moest zijn. Het is een vrij ridderleen, sinds onheuglijke tijden opgesplitst in percelen. Een ridderleen was weliswaar vrijgesteld van belastingen, maar moest wel in tijd van nood een paard met erop een voldoende bewapende persoon leveren. Men noemde dit een ‘leenrit’ geven. Eind 18e eeuw was aan dit leen nog ‘een halve leenrit’ verbonden. Als sinds de 17e eeuw waren grote lenen per twee of drie aan elkaar gebonden om samen een leenrit te betalen. Het was gebruikelijk om niet meer zelf te verschijnen maar om de plicht af te kopen met een jaarlijkse som.
De naam Munnichsleen komt van de familienaam Munnichs die zeker inde 17e eeuw lang het leen verheven.
Het verschil van bijna twee bunders kan natuurlijk op diverse wijzen verklaard worden: Wilhelm Backhaus heeft een gebied niet als zodanig aangemerkt, ofwel door steeds overschrijven is een fout geslopen in de gegevens van de mankamer enz.

Meetboek 1783 (3)
Wil Schulpen


Tussen de documenten van het Firmelen leen van het stift bevindt zich een beschrijving van een ‘groot Borns leen’ welk verheven is door Gerardt Meviss, woonachtig op ‘Virmulen’, naar ik aanneem Gebroeker hof, de hof is ca 21 bunder groot (van een perceel ontbreekt de grootte). Eveneens kloppen de namen van een viertal leendragers in de tweede helft van de zestiende eeuw. Alleen bedoelde Gerardt komt niet op de lijst voor. Toch hoeven we er niet aan te twijfelen dat we hier met het Munnichs leen te maken hebben, onder meer omdat de opgaven van Op de Hoof kloppen. Tevens staat waarschijnlijk in de tekst dat Geradt wegens de zoon van Johan Munnichs verheven heeft.

Koppelvrij
Twee aaneengesloten gebiedjes op het Kerkveld hadden de aantekening dat de percelen ‘Koppel guth’ waren. Na deze twee gebiedjes (bestaande uit vier en elf percelen) vinden we slechts de aantekening ‘Koppel frei’. Wij nemen aan dat beide vermeldingen voor hetzelfde staan. De laatste uitdrukking vinden wij bij een gebiedje op het Kerkveld, twee weiden en een huisplaats met boomgaard in Dieteren, gebiedje op Leilard, twee op Seersum, een op Hackstraat/Coppelweijen en een op het Coppelveld. Met name dit laatste is interessant omdat er maar liefst zes ‘hausplatzen’ onder vielen, één tiendschuur van de abdis en een berg, ongetwijfeld de ons bekende Koppelberg.
Het betrof gronden met een totale oppervlakte van 136 morgen (42 ha).
Opvallend is dat op alle percelen (120) geen andere verplichting drukte, met name die percelen welke tevens als ‘huisplaats’ werden aangemerkt. In andere situaties in Dieteren kregen huisplaatsen altijd 100 roeden mindering (behalve de molen van Dieteren). Vermoedelijk betekent ‘Koppel freij’ dus hetzelfde als ‘freij’, maar benadrukte men de herkomst van het voorrecht aan. Men behoefde dan geen belastingen en tienden te betalen.
De ligging van de gronden is ietwat anders dan bij de gronden van de Telberger pacht en die van de Kruisheren. Zij liggen meer noordelijk en zijdelings Dieteren. Ook hier geld weer dat de gronden niet over het gehele Dieterense veld zijn verdeeld. Wat is de herkomst hiervan? Het ligt voor de hand een relatie te veronderstellen met de ‘Koppel’ toponiemen en natuurlijk de Koppelhof, die er ook nog toebehoorde. Al gauw wordt dan een relatie naar de Heren van Dieteren gelegd, want die zouden immers op de Koppelberg en/of de Koppelhof hebben gewoond. Wanneer we ons echter beperken tot de werkelijke feiten dan zien we dat de Koppelhof in de tweede helft van de veertiende eeuw behoorde aan ‘graaf’ Reinoud van Valkenburg, die heer te Susteren was. Mogelijk betreft het gronden die in oude tijden (mogelijk nog in 1783) tot de Koppelhof behoorden; de grootte van de oppervlakte ( 51 bunder) is wel passend bij een hof van dergelijke allure.


Opbrengsten
Diverse personen en instellingen ontvingen opbrengsten in geld en/of natura van diverse percelen. In een tabel willen we weergeven wat men zoal ontving en een benadering van de waarde in geld geven. Het betreft hier dus slechts opbrengsten die door de ‘belastingen’ werden geaccepteerd als ‘aftrekpost’.
Hieronder volgen een tweetal tabellen met opbrengsten. De in de eerste tabel opgenomen instanties staan apart omdat ze méér dan twee verschillende soorten inkomsten hadden.De cijfers zijn indien dit zo uitkwam afgerond, er zitten in werkelijkheid dus een aantal kleine verschillen in.


Hertog van Gulik (Keurvorst)Kapittel van SusterenParochiekerk van Susteren
Haver: 16 per vat39 vat624 5 vat80¾ vat12
Rogge: 33 per vat½ vat16,5195 vat64359,5 vat313,5
Kapoen: 16 per stuk7211523 ¼ 52  
Thewis hoen: 7 per stuk3 ½ 24,5    
Gelddiverse1490 203 12
Gerst: 33 per vat  1 vat33  
Zaad: 66 per vat  3,2 vat2113,2 vat 211
Was: 32 per pond    3½ pond + 5 ½ stuiver117,5
Wijn: 24 per quart    3 ½ quart84
Olie: 5 per pint    3 pinten15
Licht    8 stuivers8
       
Totaal 3300 stuiver = ƒ 1657000 stuivers = ƒ 350,=655 stuivers = ƒ 39,=

Overige:
Naam instellingIn naturaGuldens
Armen van Susteren133 vat rogge en 74 ½ stuivers223,0
St. Anna altaar9 kop rogge4,0
St. Catharina altaar8 vat 1 kop rogge13 ½
St. Johannes altaar24 stuivers en 1,5 vat rogge 4,0
St. Joris altaar7/8 vat rogge 1 ½
St. Mathis altaar37 vat 1 kop rogge 61 ½
St.Paulus altaar6 5/6 kapoen en 18 albus1 ½
Pastorie1,5 vat rogge 2 ½
Custerij8,5 vat rogge14,0
Kerk van Dieteren3 vat rogge op een huis 5,0
Vroegmis8 vat 1 kop rogge 13 ½
St. Nicolaas2 ¼ vat rogge 4,0
Cantzeler1 cop haver ½
OLV altaar te Millen224 albus 11,0
Huis Obbicht 3 ½ kapoen 3,0
Telberger pacht19 malder gerst en idem haver280,0

Totaal ongeveer € 900,=. Het is opvallend dat ná het stift van Susteren een klooster uit Nunhem de meeste inkomsten hieruit trekt.


Toponiemen in het Dieterense veld
Op de volgende pagina’s volgt een tabel met de toponiemen in het Dieterense veld, zoals ze voorkomen in het meetboek. Tevens worden er andere gegevens zoals grootte en aantal percelen in weergegeven. Het is ongeveer een derde van het beschreven grondgebied. De gemeenschappelijke gronden als de Veeweide, Dieterderbos worden niet beschreven in het meetboek.
Naam Ligging/grensGebruik (morgen)Grootte (morgen)Aantal percelenNummers Meetboek Overig
Ubermehr of OvermeerRoosteren EchtBeemd: 7 ½ Akkerland: 2229 ½ (= 9 ha)391 - 39Mehr kan in verband gebracht worden met moerassig: boven of naast moerassige grond gelegen.
Roester BendRoosteren UbermehrBeemden100 (=30 ha)4840-87De Beuniger Bend vormt één perceel van 16 ha. De Kirchen bend een beemd die 4 morgen groot was. De Sijp zal wel een waterlozing geweest zijn. Op een kaart rond 1900 troffen we nog tussen het vorig en dit veld de volgende namen: Roegels weiden en den Oogel
Mühlenbend (Molenbeemd)Roester bend Scheelberg Roosteren?Beemden4 ¾ 688-93Eerste vijf percelen zelfde oppervlakte als zesde: oorspronkelijk één perceel. Het grootste perceel was eigendom van de Kruisbroeders uit Roermond, die ook de Dieterse molen bezaten. Dit verklaart het begrip.
Schelberg (Scheelberg)Rooster beemd Molenbeemd Kerkstraat LeurstraatAkkerland (een weinig wei en beemd)110 ¾ (33 ½ ha)13294 - 225Dieteren (of huizen tegen de Scheelberg): 14 percelen nl. 140-153; Mühlenstrass ofwel Molenstraat. Verder de perceelsnaam: Kirchen Weijdt (Kerkweide). Oudste vermelding: 1424 Schaelberch
Kirchfeld (Kerkveld)Roosterbeemden Scheelberg Leurstraat Kerkstraatakkerland53 ½ ( 16 ha)83226-308Huizen aan de Kerkstraat: 240 – 253 Straten/ wegen: Roester bend weeg - Dorfstrass en Kirchentrass De oude Stephanuskapel (kerk) lag hier dus: het veld aan de kerk.
Op de BergKerkveld Beunigerstraatakkerland21 8 (9 ha)17309-321 356-359Het is uiteraard één veld, welk toevallig in twee stukken in het meetboek terecht is gekomen. Oude vermeldingen: Op Ghenen Berch (1402, 1438)
Ahn die LeurstrassLeurstraatakkerland15 ¾ (5 ha)18322-339Leurstraat begon aan de Kerkstraat; eerste stuk de Roosterderweg boog daarna noordwaarts en daarna weer westwaarts. Enige honderden meters ten noorden van Oud Roosteren naderde de weg de Rode Beek. Algemene naam: Dieterse veld aan de Leurstraat
Dietter feld gegen die Roester bendVorig veld Rooster Beemdakkerland13 (4 ha)16340-355Diverse percelen grensden aan ‘de straat’ en ‘de gemeente’.
An die BeunigerstrassOp de Berg Beuniger Heggen Kissweegakkerland21 ½ 11 ( 10 ha)36360 – 383 698 - 709Op dit veld stond een valderen. Tot de lenen van Dieteren behoorde de Beuniger hof, welke deels onder Roosteren deels onder Dieteren lag. De hoeve lag (waarschijnlijk) in Roosteren. De hof wordt al in 1340 genoemd omdat de bewoners verplicht waren op de Dieterse molen te laten malen.
An Beuniger Loch (gat)De straat Mistweeg GrüneweegAkkerland23 ½ (7 ha)32384 – 415 In 1335 schenkt ridder Goswijn, heer van Dieteren, een jaarrente aan het kapittel van Susteren uit land “De Lohegge” in het grondgebied van Dieteren vlakbij de hoeve “Bommegen”. Deze hof kan welhaast niet Beunigen zijn
Dietter Hoef (Op de Hoof)Beuniger Loch De straat Groene weg SchoorbroekAkkerland32 ( 9 ¾ ha)32416 - 447Het begrip zal veeleer samenhangen met het dialectbegrip ‘haof’ = tuin dan met het begrip hoeve, boerderij, hof.
Am Veheweijd (A.d. Veewei)Schoorbroek NiepAkkerland17 (5 ¼ )20448-467Veeweide is een drassig gebied geweest langs de Middelsgraaf, welke als gemeende diende.
Hinter die Niep (Achter de N.)Niep Niepgraaf SchoorbroekAkkerland3 ¼ (1 ha)4467,5-470
In die NiepBos (houtgewas)12 ½ (4 ha)14471-484Rond 1900 Nijp genoemd. De Nijpweg begint aan de huidige Bredeweg vanuit Dieteren naar rechts. De aanduiding Niepenbos geeft aanleiding tot de mogelijkheid van ontstaan uit ‘d’n Iepenbos’.
In die klein NiepNiep GroenewegAkkerland2 ½ (3/4 ha)4485-488
Am GrunenweegNiep Klein Niep BunnigerstrassAkkerland25 ¾ (8 ha)30489-518
Am NiepweegVorig veld NiepwegAkkerland3 ½ 6 ¼ (3 ha)15519-522 559-569
An die BerckhofenstrassVorig veld BeunigerstraatAkkerland24523-526
Berckhofer HeckenVorig veldAkkerland11 ¾ ( 3 ½ ha)8527-534In 1370: Berchover hegghen aen der Ogelen. (zie Roester bend). Mogelijk dat dit toponiem later Breidsakker werd en de Berckhoverstraat werd de Brede weg.
In die VosskoulVorig veld Niepweg LangenakkerwegAkkerland12 ¼ 6 (5 ½ ha)32535-558 682-689Vergelijkbaar met Wolfskoul. Het begrip heeft uiteindelijk met een dier te maken, maar hoe?
Gegen die NiepNiep NiepwegAkkerland4 ½ ( 1 ½)8570-577
Auf HamlerAlten HofAkkerland20 ½ ( 6 ½ ha)28578-6051424: Hamelant (archief Kruisheren)
Auf den Alten HoffSchoorbroekAkkerland18 (5 ½ )36606-641Oude hof: zie Dietter hof
SchoorbroekBroek Langenakkersw LangenakkerAkkerland4 (1 ¼ ha)8642-6491384: Diterre velde aen gin Scoerbroeke
LangenackerLangenakkerweg BroekAkkerland19 ¾ (6 ha)32650-6811424: Langen Acker
Aan de Langen-akkerswegKisswegAkkerland4 3 13 (6 ½ ha)28690-697 710-713 746-761
KisswegAkkerland13 ½ (4ha)24714-737
Op de KissKissweg Beilbroek LeilardAkkerland5 ¾ 16 25 ¾ (14 ha)74738-745 762-781 817-856
LauerbeddenLangenakkers-weg; Broek(-graaf)Akkerland21 ¼ (6 ½ ha)27782-808Het veld ligt aan de oostzijde van de Langenakkersweg bij de grens met Echt aan de huidige bosweg. Lauer treffen we ook aan in een Lauerbroek, Lauergat en Lauerstraat aan. Het is wellicht afgeleid van hof te Louw of een gelijknamige veldnaam, mogelijk gelegen hoek Louerstraat en Feurthstraat
BijlbroekLouerbedden Kiss Akkerland2 ½ 5809-8131402 Beijlbroeck 1438 Bylbroeck en 1464 Bijlbroek. Dergelijke soorten namen worden wel verklaard naar hun vorm: de vorm van een bijl, hamer of wat dan ook. Dit lijkt niet zo waarschijnlijk.
HandvollbroekLeijlardsgraaf Kissweg Boomgaarden en huisplaatsenAkkerland8 ½ (2 ½ ha)15857-871Het veld moet gelegen hebben Echterstraat - Zilstraat Handvol in het dialect hamfel.Of dit een aanwijzing is voor de grootte van het oorspronkelijke broekgebiedje?
Huisplaatsen in Dieteren(Kerk)straat SteegAkkerland Weiden kamp23 (7 ha)31872-902
LeijlardWaterlei Straat Handvollbroek SeersumAkkerland Beemd 1 morgen 4 huisplaatsen43 ½ (13 ¼ ha)73903-975Veld ‘achter’ de Zilstraat. Het zou een ‘rade’ (ontgonnen gebied) kunnen zijn. Het eerste deel van de naam is mogelijk vergelijkbaar met het eerst deel in Lilbosch
SeersumLeilardsgraaf (Dieterder)bos Broekakkerland66 (20 ha)83976-1058Namen eindigend op –um zouden afgeleid zijn van ‘heem’: dus Seers-heem, zoals ook Pis-heem, waarbij dit dan op bewoning duidt. Dit is bij beide veldnamen welhaast uitgesloten.
Dieter Heide veldjeBroek Dieterbosakkerland22 (7 ¾ ha)341059-1092Langs de Middelsgraaf gelegen, wellicht later ontgonnen veld.
Hakstraat op deDieterbos Louerbroek Straat GemeendeAkkerland Houtgewas (2 perc.)16 ½ (5 ha)141093-1106Dieterderbos en Louerbroek waren twee benamingen van gebieden die nog niet ontgonnen waren en nog in gemeenschappelijk gebruik waren. Voor dit toponiem vonden we ook Nackstraat. Dit is mogelijk ontstaan uit ‘d’n Hackstraat’.
CoppelweidenLouerstraat CoppelbosAkkerland Kamp (½ m) Beemd (½ m)27 ½ (8 ¼ ha)171107-1123
Bedden in de CoppelveldAkkerland houtgewas9 ¾ (3 ha)141124-1137
Speckbroek Akkerland10 (3 ha)181138-11551402: Specbruyck
CoppelveldWaterlei MistweegAkkerland Huisplaatsen wei60 ½ (18 ½ ha)731156-1228Hier lag ook een tiendschuur van de abdis van Susteren. Coppelstraatje. Er is sprake van een ‘berg’: de Koppelberg met weier en houtgewas Vermeldingen 1402-1438 en 1464: by die Coppel
Kahlenhof opKoppelveld HunsbroekAkkerland Houtgewas (1 m)11 ½ (3 ½ ha)231229-1251Er lag ook een steinkoul
Molenveld(Rode) Beek MolenstraatAkkerland Houtgewas huisplaatsen11 ( 3 ¼ ha)131252-1264Tot de huisplaatsen behoren ook de Dieterdermolen en de hof Robeke. Het eerst perceel was een beemd: in Hunds Dries


Meetboek 1783 (4) :Dieteren dorp
Wil Schulpen



afb. 1 detail Tranchotkaart met Dieteren en Dieterderveld


De Tranchotkaart werd 1804/5 getekend. Het is een vrij gedetailleerde kaart, waarop naar men aanneemt gebouwen vrij nauwkeurig weergegeven zijn. Henk Stoepker, de provinciaal archeoloog gebruikte zelfs een detail van de kaart om ligging en vorm van de voormalige stiftsgebouwen aan te duiden. Gebouwen worden vaak aangegeven als een rood rechthoekje of in de vorm van een L. Soms lijkt ook een binnenplaats weergegeven te zijn.
Het tellen van de rode vlekjes is wel mogelijk, dit ligt zo rond de zestig/ vijf en zestig, maar om nu aan te geven of het een boerderijtje, een kerk, een schuur of wat dan ook is natuurlijk niet mogelijk.

De vraag is natuurlijk of we met de gegevens van het meetboek de tekening op deze kaart herkennen.Want tussen 1783 en 1805 – een periode van twintig jaar – zal het aantal gebouwen in Dieteren niet veel toegenomen of afgenomen zijn. Wij mogen dan ook verwachten dat we in grote lijnen het zelfde beeld krijgen.

Het meetboek
Meermaals wordt een perceel aangeduid met ‘hausplatz’, in Dieteren veelal met de een toevoeging als boomgaard, soms ook land, wei of iets dergelijks. ‘Hausplatz’ betekent letterlijk ‘een bouwplaats voor een huis’. Nu is het natuurlijk de vraag of iedere bouwplaats ook altijd bebouwd is met een boerderijtje of een huis.
Er is nog een andere aantekening die we veelal vinden bij percelen aangeduid met ‘hausplatz’: veelal word tot een maximum van 100 roeden de oppervlakte verminderd, zodat minder aan belasting betaald behoeft te worden. Er stond dan ook steeds bij iets als ‘wegens bebouwde bouwplaats’ vrij of 100 minder.
Ook dit geeft geen uitsluiting of op een dergelijk perceel nu een kerk, schuur of woonhuis met eventueel bijgebouwen staat. Bij een perceel waarop slechts een schuur stond werd geen aftrek vermeld, maar dit sloot aan bij twee bouwplaatsen van dezelfde eigenaar.
Verder vinden we een drietal percelen met respectievelijk aangeduid akkerland, boomgaard en kamp, welke wel de mindering kregen omdat ze bebouwd waren. Zij worden onder eveneens in de lijst opgenomen van mogelijke huizen in Dieteren.
Tenslotte troffen we nog een zevental percelen in de buurt van de Koppelberg aan, waarvan gesteld werd dat ze én bouwplaats én ‘koppelvrij’ waren. Omdat voor dergelijke percelen toch al geen belasting behoefde betaald te worden, was de toevoeging van een mindering zinloos.
Verder menen we dat wanneer iemand twee percelen als bouwplaats naast elkaar heeft dat hij slechts één woonhuis heeft. We komen dan ca zestig woonhuizen, waarbij nog wel een en ander onduidelijk is: één perceel drie eigenaren. Is dit bewoond door één gezin of door meerdere.

Eén eeuw eerder werden in Dieteren slechts 33 gebouwen vermeld en omstreeks 1725 werden er 44 (katholieke) gezinnen vermeld. Aangezien er geen aanwijzingen zijn voor een daadwerkelijke groei is het aantal waarop we hier lijken uit te komen wel aan de hoge kant.

De eerste concentratie van huizen vinden we bij de beschrijving van de Scheelberg: een veertien tal percelen aaneengesloten en aan de ‘straat’ gelegen. Hiervan is er één een weitje en de dertien andere huis met boomgaard. Aan welke straat ze liggen, wordt niet vermeld. Het laatste perceel grenst aan de straat én het straatje. Het lag dus op een hoek, een (T-) kruising.
We zijn er nagenoeg zeker van dat met ‘het straatje’ de Leurstraat bedoeld is, namelijk enige percelen verder wordt deze vermeld en ook bij de volgende blok huizen treffen we de naam aan. De Leurstraat was een weg van de Kerkstraat via enige scherpe bochten naar een voorde in de Rode Beek ten noorden van Oud-Roosteren. Het beginstuk ervan is nu de Roosterderweg. De boerderijtjes waren dus gelegen vanaf ca. de gebieden rond de molen tot aan de Roosterderweg. Het begin blijft onzeker. De grootte van het gebied is drie hectare.

De volgende blok boerderijtjes was gelegen aan het Kerkveld. Het blok begint met een boomgaard aan de Leurstraat. en weer de straat. We gaan kennelijk verder aan de overkant van de Roosterderweg, hetgeen ook te verwachten was. Dat we hier juist zitten bewijst andere aanduidingen ‘Kerkveld bij het dorp’ en ‘huizen en boomgaarden bij de kerk’. Met de kerk wordt bedoeld de St. Stephanus kapel liggend op het kerkhof ofwel beter gezegd toen men in de 17e eeuw in Dieteren een kerkhof aanlegde, gebeurde dit in de vrij ruimte bij de kapel.
Aansluitend aan de boomgaard vinden we een boerderij. Die ligt aan de straat (Kerkstraat) én Dorpstraat. Deze Dorpstraat komt even verder weer terug bij de Kerkstraat. Een zes of zevental percelen liggen aan deze straat, die ook langs de kerk loopt. Het ‘laatste’ gedeelte van deze Dorpstraat is nog te zien. Er liggen twee huizen tussen Kerk- en Dorpstraat in en nog één aan de zijde van het Kerkveld en het werd afgesloten met een hoekhuis (nu: Penders).
Vervolgens lagen nog waarschijnlijk een zestal boerderijen langs de Kerkstraat en mogelijk ook één of twee langs de Echterstraat. Bij het laatste – dat weliswaar als kamp vermeld staat, maar toch een mindering wegens bebouwing krijgt - staat dat dit het einde van het dorp is.
De totale oppervlakte was 2,2 hectare.

Na enkele honderden percelen beschreven te hebben komen we weer terug bij de Echterstraat: de straat aan het Handvollbroek. Hier liggen twee huizen met een boomgaard en een huis met een wei. Er tussenin ligt nog akkerland.
Vervolgens steekt men de straat (=de Zilstraat) over en komt wederom langs de Kerkstraat.
Daarna volgt de beschrijving van zeven en twintig percelen op twee na allen aan de straat grenzend, terwijl die twee wel aansloten in de rij. Daarna sprong men ineens naar het veld de Leilard (aan de overzijde van de Zilstraat). Dit duidt erop dat de beschrijving ‘rond’ liep. Het hele binnenterrein (de driehoek tussen Kerk-, Vleut- en Zilstraat) werd ineens beschreven.
De oppervlakte van dit terrein bedroeg 6,4 hectare. Dit is ook de oppervlakte zoals ze op basis van de gemeentekaart werd berekend. Ook dit toont dat inderdaad de beschrijving eerst de Kerkstraat, dan de Vleutstraat en tenslotte de Zilstraat volgt.
Langs de Kerkstraat troffen we slechts vier boerderijen aan en wel bij de Stephanuskapel (tegenover het kerkhof). De eerste twee lagen weerszijde ‘de steeg’, ongetwijfeld (een stuk van) de huidige Kampstraat. Ze sloten aaneen.
Langs de Vleutstraat liggen drie boerderijen, waarschijnlijk helemaal aan het eind, bij de Zilstraat. Langs de Zilstraat treffen we een zestal boerderijen aan met boomgaarden en akkerland.
Opviel dat de zuidpunt volledig onbebouwd was . Belangrijk was de kamp, waaraan de Kampstraat de naam dankt
De beschrijving gaat weer terug naar het punt waar de Zilstraat overgestoken werd. We volgen nu de Zilstraat aan de zijde van de Leilard. Eerst krijgen we akkerland en wellicht halverwege tot aan het voetpad over de Leilard treffen we (waarschijnlijk) een vijftal huizen aan.

Vanaf het perceel met de Koppelberg komen we uiteindelijk langs de Vleutstraat. Hier liggen de zeven percelen die als bouwplaats aangeduid zijn én koppelvrij waren. Op het eerste – dat van Johan Hölsgens – lag ook de tiendschuur van de abdis van Susteren. Wellicht dat dit de Koppelhof is. Een tweetal percelen grenzen aan de Vloedgraaf. Aan deze graaf heeft de Vleutstraat haar naam ontleent.

Waarna een hele poos (veertien percelen) niets en we zijn wellicht al bijna einde Vleutstraat vooreer er weer sprake is van enkele (drie boerderijen, huizen). Dit alles grenst nog aan het Koppelveld. Het volgende huis willen we lokaliseren langs de Kerkstraat . We treffen hier de veldnaam Boven Koppelveld aan. Langs datzelfde veld ligt nog een woning, mogelijk langs de pater van Heldenstraat.

Tot slot hebben we nog een drietal boerderijen langs de Molenstraat (nu: Bij de Molen) gelegen. Of die laatste nog beschouwd kan worden als de hof Robeke, welke lange tij tot de bezittingen van de Kruisheren uit Roermond behoorde, wordt niet duidelijk. Als laatste wordt de molen genoemd, die in 1771 verkocht was aan een familie Brouwers uit Obbicht, zoals ook uit eigendomsverhouding blijkt.

Lijst van mogelijke huizen
De kolom bestemming: H = bouwplaats b=boomgaard l = akkerland w=wei c = kamp
Aantal percelen: het aantal percelen in eigendom van de betreffende eigenaar
Oppervlakte land in hectare: de totale eigendom

EigenaarNummer meetboek.Bestem- mingOpp. perceelAantal PercelenOpp. land In hectare Opmerkingen
Nielis Wilm Jans Sohn140Hb190030,6 Nu: Kerkstraat zijde: kerkhof
Dirchs Dirk141Hb180010,2
Beckers Mathijs142Hb2200274,0
Mustard Cornelis143Hb2200163,0
Wackers Hendrik en Gertrud145Hb300020,5
Janssen Johan Henrichen Sohn146Hb460071,7
Jessen Geurt147Hb4300265,4
Savelkoul Dirch erfgenamen148Hb64010,6
Jessen Johan149Hb2400173,8
Lijnen Catharina150Hb84010,1
Schulpen Henrich alter151Hb1700 284,7
Schulpen Johan Wilm152Hb1630 40,7
Schlangen Johan153Hb1200275,0Hoek Roosterderweg
Schlangen Hendrik241B?800213,7Hoek Roosterderweg
Scholmeisters Christiaan242Hb310 213,61783: Dorpstraat
Wentraeken Jacob243Hb1000112,4Lag op een hoek
Wackers Peter244Hb900204,1Dorpstraat
Genabeth Lambert van 245Hb2200224,2
Jessen Johan247Hb3000----Dorpstraat én Kerkstraat
Vergossen Peter 1/3248Hb1100111,8Kerkstraat
Weerd Johan van de 2/3248Hb210050,7
Jessen Christiaan249Hb3200264,9
Schlangen Dirk 250Hb190091,6
Schulpen Jacob251Hb2500142,3
Schulpen Paulus252Hb1100335,6
Schulpen Paulus253Hb1100 ----
Lijnen Dirch254Ca4400265,71783: aan het eind van Dieteren wellicht huis aan de Echterstraat
Lijnen Johan872Hb2600173,3Nu: Echterstraat
Schulpen Henrich Paulsen Sohn874Hb220091,8Echterstraat
Penris Johan de jonge875Hw1100111,5Echterstraat
Coenemans Wilm ¼ 879Hb4700----Kerkstraat
Craenen Steven erfgenamen ¼ 879Hb470010,1
Horens Rut ½ 879Hb4700254,8Kerkstraat en steeg
Horens Gerard880H2200406,4Kerkstraat en steeg
Schulpen Johan junger881Hb2000203,1
Bocken Gerard882Hb1500131,5Laatste Kerkstraat (?)
Beckers Leonard888Hg1400 71,2Vleutstraat
Hölsgens Henrich890Hb1400 10,1
Janssen Jacob erfgenamen892Hb330020,4
Coenemans Wilhelm893H1200234,1Zilstraat binnenzijde
Beckers Dirk894H1200295,6
Beckers Lambert Erfgenamen895B1200 30,5
Roijen Dirch 896Hb280020,7
Penris Johan897Hb270091,7
Schulpen Wilm899½ h1400142,6
Schulpen Wilm900½ h1400----
Janssen Wilm902H2200121,9Zilstraat binnenzijde
Hölsgens Andries911H2300212,9Zilstraat buitenzijde
Genabeth Johan van ½943H1600183,1
Janssen Johan ½ 943H1600222,8
Genabeth Johan van ½944H1200----
Roijen Gielis ½ 944H1200172,5
Stratten Mathis van der 946H24005212,0Zilstraat buitenzijde
Hölsgens Johan1174Hbg4900183,4Naast Koppelberg
Scholmeisters Laurens1175Hw5900----Vleutstraat
Hermans Francis1177Hb160040,5
Schulpen Paulus1178Hb2300----
Berlo Leonard1179Hgb1100----
Gielen Joseph1180Hb110010,1
Berlo Leonard 1194L280071,4
Schulpen Dirch erfgenamen1196H230010,2
Claessen Nicolaas1197Hb210091,4Vleutstraat
Cleve Frans von1201HL290061,0Geen mindering
Scholmeisters Laurens1203Lh6400 225,7Kerkstraat
Schulpen Christian1224Hb4100346,8Pater van Heldenstraat
Claessen Gerard weduwe ½1253Hb140071,4Bij de Molen
Dahmen Peter ½ 1253Hb140081,2
Crae Jacob de1256Hb2700203,8
Beuer Stephan zu Obbicht1259Lhg220010,2Dieterdermolen, geen mindering

Vergelijk met de Tranchotkaart:
-het eerste aaneengesloten blok van het meetboek vinden we niet terug op de kaart
-Het tweede blok is wel goed te volgen op de kaart; met en beetje goed wil ook de Dorpstraat
-De bebouwing langs de Echterstraat staat er ook – wellicht een beetje ruim – op
-De bebouwing aan de binnenkant van de Kerstraat komt veel te ruim over
-Vleutstraat – Zilstraat aan binnenkant komt wel overeen
-Zilstraat aan de zijde van Leijlard: het begin ontbreekt in het meetboek.
-Overige kan in grote lijnen wel kloppen
Al met al is onze conclusie dat de tekenaar het niet altijd even nauw nam met het intekenen van huizen. Toch geeft de kaart een redelijk beeld van de situatie van Dieteren in het begin van de negentiende eeuw.

Meetboek 1783 (5): toponiemen (noord)oostelijk van de Rode Beek
Wil Schulpen


In voorgaande artikelen hebben we o.m. de toponiemen opgesomd in het Dieterderveld. Er was gebleken dat dit ongeveer éénderde van de beschreven percelen betrof. Wij hebben dan ook de keuze gemaakt het “Susterderveld” in twee delen van ongeveer dezelfde grootte te verdelen. Het kwam mooi uit dat we hiervoor de Rode Beek als grens konden nemen. Het gebied wordt in noordelijk richting begrensd door het Dieterderveld.
De grens tussen het Dieterderveld en het ‘Susterderveld’ vindt wellicht zijn oorzaak in scheiding van het plateau waarop Dieteren is gelegen en het plateau waarop Susteren is gelegen. Op deze breuklijn zijn ook nog braakliggende c.q. bosgebieden te verwachten. We vinden er ook de Dieterderbos en Taterbos.

NaamGebruik (morgen)Grootte (morgen)Aantal percelenNummers Meetboek
Meinpas Beemd 7 Akkerland: 9½ 16 ½ (= 5 ha)381291 - 1322

Deze beemd en dit veld ligt tegen het veld van Dieteren aan en wellicht in de nabijheid van de Rode Beek in de buurt van de Volmolen. Van één perceel wordt slechts gemeld dat dit aan de beek lag. Volgens een kadasterkaart begin 20ste eeuw grensde het eveneens aan de Dieterderweg, maar uit de beschrijvingen is dit niet af te leiden.
Volmolen. Het is merkwaardig dat deze molen niet in de beschrijving genoemd wordt. Het is evenwel zeker dat deze molen in het midden van de 16e eeuw bestond. Immers in die tijd heeft de hertog van Gulik deze molen een tijd lang gesloten omdat de bezitter ervan wederdoper was geworden. In de jaren 1592/93 is echter besloten de molen weer in bedrijf te zetten. De reden dat de molen niet beschreven is, is wellicht een gevolg van het feit dat de gronden waarop de molen stond en de gronden erom heen van mindere kwaliteit waren.
Het begrip ‘mein’ heeft mogelijk te maken met het laag liggen van het gebied. Volgens Jan Buckx heeft ‘pas’ de betekenis van beemd, weide. Een en ander is best mogelijk.

MunsterveldAkkerland geheel, behalve enkele tuinen146 morgen (45 ha.)2371323 -1560

Dit veld grenst aan de Rode beek, de stadsgracht, de Feurther tuinen, de Louerstraat en het Dieterder veld ( Koppelweiden).
Fraats bongerd: Het eerste stukje (20 percelen, bijna 2 ha) werd ook onder deze naam vermeld. Hoewel het in de 18e eeuw dus geheel akkerland was, duidt de naam erop dat het in een eerdere tijd een boomgaard was. Later vinden we het onder de naam Fronts Bongard en het was zelfs verbasterd tot ‘vlasbóngerd’.
De naam gaat wellicht terug op een familienaam. Eind 15e eeuw wordt o.m. Geret Fraet genoemd in een schuldbekentenis aan Margaretha van den Horrich van een malder rogge uit enige bunders land gelegen te Susteren. Deze Margaretha is wellicht een zus of nicht van Ulvich van den Horich, waarvan de grafsteen uit 1483 nog in de kerk te zien is.
Tuinen : dan treffen we een vijftiental tuinen aan tussen de Rode Beek, de Winkelpoort en de stadsgracht.
Kriegsweeg: Een meermaals genoemde weg soms in relatie met de stadsgracht was de Kriegsweeg. Dit kan niet anders dan de Ruitersweg zijn. De naam Krijgsweg of oorlogsweg duidt er wellicht op dat deze weg speciaal aangelegd is om een route buiten het stadje om te hebben, zodat m.n. het krijgsvolk niet door Susteren hoefde. (De Kriegsweeg vormde ook met de Dieterweeg een hoek.)
Dieterweeg: Een ander veel genoemde weg was de Dieterweeg, uiteraard de Dieterderweg. Deze weg begon aan de rand van de bebouwing van Feurth. Het eerste stuk van de huidige Dietederweg binnen Feurth heette de Spijkerstieg. De naam is een gevolg van het feit dat het (vanuit Susteren) de weg naar Dieteren was. Zo vinden we elders ook de naam Munsterweg voor deze weg; wellicht de weg vanuit Dieteren naar het munster of natuurlijk door het Munsterveld.
Lauerstrass: Louerstraat. Dit was een grens van het Munsterveld. Deze straat loopt van Feurth naar Dieteren. De naam ‘Louer’ komen we meer tegen: Louwerbedden aan de Langenakkerweg, Louerbroek tussen de Hackstraat en Oberhorst op de ‘grens’ tussen het Susterder en Dieterderveld, Louwergat en Louerbeemd in de IJzerenbosch. Tenslotte was er de hoeve hof te Louw, ook wel naar de eigenaar sinds de 13e eeuw Hochterhof genoemd. Waar dit Louw precies gelegen heeft is niet met zekerheid bekend, maar ongetwijfeld aan de Louwerstraat. De heer G. van de Bergh meende wel dat we deze hof moeten zoeken in het gebied waar Louerstraat en Kromstraat bijeenkomen, dus bij het Louerbroek. Hiervoor zijn echter geen aanwijzingen. Wellicht dat de hof op de hoek Feurthstraat – Louerstraat heeft gelegen; een mondelinge overlevering wil dat daar het toponiem ‘op Loum’ heeft gelegen. Ook de beschrijvingen in het meetboek, alsmede de Tranchotkaart ondersteunen dit min of meer.

De naam Munsterveld wordt wel beschouwd als afgeleid van de veronderstelling dat het stift veel bezittingen in dit veld zou hebben. Het stift had er zeven percelen met een totale grootte van vijf hectare, waarvan het grootste 2,5 ha was. De naam Munsterveld kan er dus inderdaad aan ontleend zijn. Echter het kan ook zijn naam te danken hebben aan een ligging in de buurt van het munster. Zo had iedere plaats wel zijn kerkveld. Gedurende lange tijd (14e en eerste helft 15e eeuw) was het munster de kerk van Susteren. Wellicht dat het de vervanger van Kerkveld is

Middelveld (Mittelfeldt) Geheel akkerland68 morgen; 21 ha90 percelen1561-1650

Dit veld heeft de vorm van een driehoek en is gelegen tussen de bebouwing van Feurth, de Louerstraat en de Kromstraat (nu nog 2 delen: aan de tunnel en in het buitengebied).
Landtweeg: Er is sprake van ten noorden van en ten zuiden van de Landtweeg. In dit gebied loopt slechts een weg van betekenis, de huidige Oude Rijksweg Noord. Deze weg begon aan de Louerstraat en liep richting Echt-Pey. Het tracé Oude Rijksweg Noord tussen de Louerstraat en de Feurtherpoort is pas in 1820 aangelegd.
De Tranchotkaart geeft aan dat deze weg deel uitmaakte van de grote weg van Maastricht naar Roermond. Mogelijk dat dit oorzaak is van de naam Landweg. Het zou echter ook een ‘vertaling’ kunnen zijn van Lend, een belangrijk toponiem dat we later zullen tegenkomen.
Rötgensweeg: Genoemd naar een later te noemen toponiem.

De naam Middelveld heeft het wellicht te danken aan de ligging tussen twee grote velden in, het Munsterveld en het Lendveld.

Feurth88 percelen als huisplaats (+)27,5 morgen 8,5 ha108 percelen1651-1757

Feurth werd tot in het begin van de vorige eeuw als een aparte kern van Susteren beschouwd. Het begon aan de Feurderpoort en de bebouwing eindigde iets verder dan de huidige Lesschenbroekstraat. De bebouwing was nagenoeg even breed – en was er ook een voortzetting van – als dat van de Marktstraat.
De toponiemen rondom deze kern als ook de bebouwing geven aan dat hier mogelijk sprake is van een zeer oude nederzetting. Immers er is sprake van een lintbebouwing langs een doorgaande weg, ten zuiden ervan vinden we toponiemen als Lesschenbroek en Koye (Koeweide), wat er op duidt dat dit natte gebieden waren, die gebruikt werden als hooi- en weideland. Ten noorden ervan vinden we velden als Munsterveld en Middelveld, welke gebruikt werden als akkerlanden. De weg kruiste nog de Rode Beek bij de Feurtherpoort, alwaar een voorde lag. Aan deze voorde dankt Feurth haar naam. De Feurthstraat lijkt nagenoeg een terrasrand te volgen. Alleen bodemvondsten kunnen ons verder duidelijkheid verschaffen.
Leschenbroek: Een toponiem dat wel genoemd wordt maar niet beschreven. De gronden waren kennelijk van dergelijke kwaliteit dat het braak bleef liggen, althans formeel niet uitgegeven. Dit broek grensde aan de zuidoost zijde van Feurth.

De oudste vermelding van Feurth is uit 1402: Voerde. Dit woord – nu als voorde geschreven – wijst op een doorwaadbare plaats in een beek en dit kan alleen maar de Rode Beek zijn. Dit was zeker in een ver verleden een belangrijk punt; immers hier kruiste een weg met een beek. Hier kon men gemakkelijk van de ene kant van de beek naar de andere. Als Susteren in de 13-14e eeuw versterkt werd, kwam hier dan ook een poort.
Dat de beek ook daadwerkelijk langs de Feurderpoort in vroeger eeuwen stroomde, kunnen we afleiden uit een tweetal gegevens. Ten eerste zijn er 15e eeuwse registers met de parochie-inkomsten (1402,1438 en 1464) waarin sprake is van ‘bij de Feurtherpoort langs de beek’. Ten tweede is er een 16e eeuws document waarin er sprake is van ‘het afbreken en hoger bouwen van een gewelf aan de stadspoort, waaronder vele jaren de beek voldoende en ruime loop heeft gehad’.
Opmerkelijk is dat zelfs in dit meetboek nog een spoor van de oude situatie – die al drie eeuwen niet meer bestond – tegenkomen. Bij de beschrijving staat het laatste perceel aangegeven met huisplaats dat het grensde aan de beek! Dit toont wel dat men sinds eeuwen percelen op deze manier beschreef en dat men vaak klakkeloos overschreef wat in een ouder meetboek stond.

Taterbend (Taterbeemden)Het bestaat geheel uit beemden.46,5 morgen 14,5 ha58 percelen1758 – 1815

Dit beemd gebied ligt geheel in het noordwesten van het beschreven ‘Susterense veld’. Het grenst aan de Dieterbos en aan de Melisgraaf, de graaf die Echt en Susteren scheidde. Ze grenst o.m. ook aan het Lendveld. Het merendeel (44) van de percelen grenst aan het Dieterbos. Hetgeen erop duidt dat het een langwerpig gebied wellicht is.
Mühlisgrab: onder deze naam wordt de Melisgraaf vermeld.
Taterbosch. In een document uit 1464 treffen we deze naam aan. Evenals het toponiem Dieterderbosch treffen we geen vermeldingen van perceelbeschrijvingen aan. Deze gebieden hebben dan ook tot de woeste gronden behoord, die verder niet ontgonnen waren.
De naam wordt wel in verband gebracht met ‘tateren’ (oud woord voor zigeuners). Alhoewel mogelijk – denk bijvoorbeeld aan het ‘Zigeunerbeekje’ als een van de benamingen voor de Middelsgraaf – lijkt een verband met ‘toter’ (modder) en de Dieter en Doortnamen meer voor de hand liggend.
De naam is in verband te brengen met de vele Dieter en Doord namen die we in een relatief groot gebied aan treffen.

Kukamp (Koekamp)Bijna de helft bestaat ‘busch’ (bos), de ander bestaat uit akkerland21 morgen 6,5 ha13 percelen1816-1828

Het toponiem wordt begrensd door o.m. de Taterbend en de Dietterbusch.
Het klooster Hocht bezat hier de 10 morgen bos en tevens 6,5 morgen akkerland.
Een kamp is een met sloten of anderszins afgepaald gebied. De naam lijkt dus afgeleid te zijn van een afgepaald weidegebied voor koeien. Men vindt ook wel voor dit toponiem ‘Koye Kamp’en dat betekent dus hetzelfde. Het is dus niet afgeleid van een (schaaps)kooi maar van koeien-kamp. Zie ook het toponiem Koye hieronder.

OberhorstBestaat geheel uit akkerland25,5 morgen 8 ha34 percelen1829-1860

Het veld grenst aan Lauerbruch (Louerbroek), de Louerstraat en de Kromstraat.
Volgens G. van de Berg is deze naam betekent deze naam ‘ooievaarsnest’. In een document van 1287 wordt dit veld Oydeborehorst genoemd (HMK 1984,1). Het is oudste vermelding van een veldnaam in Susteren. Jan Buckx meent dat horst een met struikgewas of kreupelhout begroeide hoogte is in de nabijheid van broeken of slenken. Gezien de ligging van het veld klopt dit aardig. Het begrip Ober benadrukt het hoger liggen. Wellicht dat de combinatie van beide de oplossing biedt?

LenthBestaat geheel uit akkerland, zij het dat er één weitje lag160 morgen 49,5 ha221 percelen1861 - 2079

Dit grootste veld in Susteren lag aan de Kromstraat, tegen Taterbeemd, grensde aan de Melisgraab, aan Pissum, Pissumbroek en Rötghen.
Melisgraaf: bij de Taterbeemd werd de Mühlisgraaf vermeld. Ongetwijfeld wordt hier dezelfde graaf bedoeld, de huidige Middelsgraaf. Melis is wel een voornaam, maar logischer zou zijn als we de herkomst van de naam aan een plant toeschrijven. De naam Middelsgraaf is wellicht een verbastering van Melisgraaf, toen men de herkomst niet meer herkende.
Krudtacker (Kruidakker):een toponiem binnen het Lendveld (20 percelen, 3½ ha). Het toponiem spreekt voor zich. Jan Buckx meende slechte akker met veel onkruid.
Endenpohl (Eendenpoel). Er lagen akkers op Lenth deels grenzend aan de Landstraat (Oude Rijksweg Noord), de Kromstraat en Röthgen, welke ‘tegen de Eendenpoel’of ‘aan de Eendenpoel’ lagen. Het betreft een gebied van 4,5 ha.
Gerichtsplatz (Gerechtsplaats). De stadsarmen bezaten een perceel op Lent met als begrenzingen de Taterbeemd aan de Melisgraaf, de Landstraat én de gerechtsplaats. De gerechtsplaats zelf wordt echter zelf niet beschreven. Dit zal de plek zijn geweest waar de galg geplaatst was. Of hij daadwerkelijk gebruikt is, daarover is niets bekend.
Pissum. In het meetboek wordt dit toponiem slechts vermeld als aangrenzend gebied. Het wordt niet beschreven en is dus kennelijk lang, mogelijk zelfs tot in de 18e eeuw gemeenschappelijke grond geweest. Het is dan ook merkwaardig dat dit toponiem een van de oudst vermelde in de documentatie is. Immers in 1302 oorkonden de schepenen van de stad Susteren dat de dekanes en het convent zeven morgen land te Pissum in pacht hebben gegeven. Mogelijk dat dit een perceel was gelegen op Lenth tegen het Pissumbroek aan. Dit perceel wordt wel in het meetboek vermeld, maar is slechts amper vier morgen groot.

De herkomst van de naam is moeilijk te bepalen. Op basis van de latere aanduiding ‘Op Lind’ meende Jan Buckx hierin ‘zachte grond’ te herkenen. Hij denkt ook nog aan lintvormig.

De schrijfwijze 1400 – 1800 voor het toponiem is Lenth (Leynt, Lendt). Wellicht dat dit veld samen met Middelveld en Munsterveld in de ontstaansfase samen een groot veld gevormd hebben en dat had de eenvoudige naam ‘land’, zoals het wellicht nu nog gebruikelijk is om ‘nao ’t lendje te gaon’. Lenth is dan een overblijfsel van de namen uit de ontstaansperiode.

Röthgen (Reutje)Het was geheel akkerland, op een perceel Holz (Hout) na16 morgen 9,5 ha96 percelen2080-2175

Dit veld grenst aan Lenth, Pissumbroek, aan de Kromstraat en ‘aan de huizen’ (van de Hei).
De Röthgensweeg, welke we al in het Middelveld tegenkwamen liep ook door dit veld.
Röthgen behoort tot de rode, rade namen, zoals Wolfrath. Het betekent ‘ontgonnen land’.

Er worden een zestal huizen genoemd:
2165 Jacob Craenen twee huizen
2166 Gerard Wijnen
2167 Herman Claessen
2168 Arnold Claessen
2172 Stephan Wijnen
We nemen aan dat dit de bewoning is aan de noordelijke zijde van de huidige Heidestraat. Een beschrijving van de andere zijde is niet in het meetboek opgenomen.
Ook hoeve IJzerenbosch wordt niet vermeld – al bestond die toen zeker al een eeuw. Hoe groot de bewoning van de Heide eind 18e eeuw was blijft in nevelen gehuld. Een halve eeuw later stonden er 26 huizen op de Heide met 140 inwoners. Maar toen was de bevolking bijna verdubbeld (Lijst 1799 vermeld bijna 1000 personen en rond 1840 ca. 1800). Zo gezien kan het aantal huizen op de Heide tien à vijftien zijn geweest.

Heid feldgen (Heideveldje)Het bestaat geheel uit akkerland24 morgen 7.5 ha41 percelen2176 – 2216

Het veld lag aan het Pissumbroek. Een enkel keer vonden we ook Susterbroek.
KoyeHet bestond geheel uit akkerland48 morgen 15 ha92 percelen2217 - 2308
Koye (en niet Opkoye, zoals men heden ten dage meent de veldnaam te moeten schrijven) grensde aan Broek, Leschenbrouch, Rijd Bend.
Rijdstraat: Wellicht begon deze aan de IJsstraat (nu: Stationsstraat) en volgende het tracé van de Vincentiuslaan gedeeltelijk . Vervolgens liep ze met een boog om Koye heen en kwam uit in het huidige tracé van de huidige Rijdstraat. (Interpretatie Tranchotkaart)
Am Falderen: aan het valderen, een slagboom of hek, om het vee van de akkers en velden te houden.
Dit valder stond ongeveer aan het einde van de huidige Feurthstraat of Marialaan. Volgens de Tranchotkaart liep daar een weggetje het toenmalig veld Koye op.
De naam Koye is ontstaan uit Koeweide. De oudste vermelding (1402) luidt dan ook Cuweide en via Kuwen, Kuij belanden we uiteindelijk bij Koye.

KuikuikskampDeels beemd, deels land1,5 morgen ½ ha3 perceel2309-2311

De kamp grensde aan een kant aan Leschenbroek en de andere kant de straat (?Rijdstraat).
Ze grensde ook aan Morins kampgen. Dit laatste is wellicht het laatste perceel van Koye. Het begrip ‘kampgen’ duidt er op dat het een oude naam is, nog uit de tijd dat het gebied niet als akkerland gebruikt kon worden, maar zoals de naam Koye zelf ook zegt als weide en hooiland diende. De naam Morins is niet aangetroffen in de documenten. De herkomst van de naam Kuikuik is wellicht wel aan te geven. In 1350 oorkonden schout en schepenen der stad Susteren dat Goswijn, genoemd Kuykuyc, heet verkocht aan Johannes, ganaamd Suytmimie een ieder jaar aan het altaar van St. Paulus in de kerk van Susteren te leveren rente van drie vaten roggen uit zijn hofstede. Het zal deze Goswijn geweest zijn die die kamp in het midden van de 14e eeuw in zijn bezit heeft gehad en er zelfs zijn naam aan heeft gegeven. De neerslag van deze kamp is in ons huidig stratenpatroon: Keukelsweg.

Rijth Bend (Rijdbeemd)Geheel beemden68 morgen 21 ha44 percelen2312-2355

Het gebied grensde aan Koye en Heulst .
De Rijth Bend behoort tot een aaneengesloten gebied van ca. 56 hectare met grond die van minder kwaliteit is ofwel gronden die minder oplveren. Er is een regeling getroffen dat akkerland in dit gebied de helft van de gebruikelijke heffingen hoeft te betalen en voor gronden die anders in gebruik waren hoefde men slechts een derde te betalen. Dit gebied loopt tot en met de Depen Koul.

Rijth is een veel voorkomende naam, ook bij Gebroek komen we deze veldnaam tegen. Wellicht dat hij afgeleid is van de naam van een gegraven sloot (graaf).

Buschweseth‘busch’ gebied34 morgen 10,5 ha1 perceel2356

Dit perceel lag aan de Erdweeg (Aardenweg) en grensde aan de Rijdstraat (en het Feld). In dit gebied ligt nu Kavinksbosch. Het was geheel eigendom van het Kapittel en deze moest voor 20% belasting betalen over dit perceel.
Dit perceel werd ook Convents Busch genoemd. Mogelijk dat deze benaming ten grondslag ligt aan de naam van de begin 20ste eeuwse woonwijk Kavinksbosch.

Busch Weide en akkerland, één houtgewas24,5 morgen 7,5 ha31 percelen2357-2387

Dit gebied grensde aan het zojuist genoemd Conventsbos en aan de andere kant aan ‘het straatje’. Met dit laatste zal wel de huidige Buschstraat bedoeld zijn. Later grensde het aan het ‘veld’. Wellicht dat hiermee het Buschveld bedoeld is dat we op de Tranchotkaart ingetekend zien. Dit laatste veld wordt wel niet beschreven in het meetboek.
Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend. Zie ook het volgende toponiem.

Kulenbend Beemd, akkerland en weide24 morgen 7,5 ha24 percelen2388- 2411

Zestien percelen lagen in ‘die Busch und Koulenbeemd.’ We kunnen ons voorstellen dat Koulenbeemd oorspronkelijk een toponiem binnen de Busch geweest is, waardoor het onduidelijk bleef tot welk toponiem diverse percelen behoorden.
Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend.

RijthHoutgewas (vooral) en beemd12 morgen 3,5 ha7percelen2412-2417,5

Het gebied grensde aan het Heulst en aan het Heerenstraatje bij het toponiem ‘Diepen Pohl’ (Diepe Poel). En natuurlijk aan de Rijthbeemden.
Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend.

Hoogenkampakkerland5,5 morgen 1,5 ha9 percelen2418-2426

Het grensde aan het Herrensträsgen (Heerenstraatje) en Schoutenheggen en wellicht aan het vorige toponiem, alhoewel dat niet direct volgt uit het meetboek.
Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend.

Schoutenheggenakkerland6,5 morgen 2 ha11 percelen2427-2436,5

Schoutenheggen grenst aan het vorige veld en aan het volgende bosgebiedje. Het grenst ook aan de ‘weeg’, wellicht is de IJsstraat bedoeld.
Schoutenheggen Wey. Deze wei –naar ik aanneem – grenst aan Schoutenheggen. Het wordt echter niet beschreven. Op de kaart van 1903 wordt het wel vermeld. Wat de naam betreft spreekt het voor zich: heggen – met een haag omgeven of begrensd en schout – de plaatsvervanger van de hertog van Gulik in het stadsbestuur van Susteren. Deze is wellicht eigenaar geweest van het gied in een vroegere tijd.
Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend.

Depen Pohlhoutgewas10 morgen 3 ha6 percelen2437-2442

Dit bosgebied grensde aan het vorige en aan de IJsstraat.
Diepe Poel duidt er wellicht op dat het gebied bij veel regen onder water liep en dat het water langere tijd kon blijven staan – dit in tegenstelling tot ‘koel’- namen.
Wat belastingen betreft zien we dezelfde regeling als bij de Rijth Bend.

Matmans RothAkkerland6,5 morgen 2 ha13 percelen2443-2455

Dit veld grensde aan het vorige bosgebeid en het volgende veld. Het lag langs de IJssstraat, waaraan alle percelen grensden.
Het dankt zijn naam mogelijk aan een zeker Matman. De naam is echter volstrekt onbekend in de Susterense documentatie.

TiegelcampAkkerland3 morgen 1 ha6 percelen2456-2461

Ook van dit veld grensden alle percelen aan de IJsstraat. Het laatste perceel grensde ook aan de beek (Rode Beek) en de Lackgraaf
Lackgrab. Deze graaf vormde de grens tussen Susteren en Isenbruch.
Later vindt men dit toponiem onder de naam Tegelkamp. Het is echter niet duidelijk waar het begrip mee te maken heeft. Gezien de relatief kleine oppervlakte kan men aan een familienaam denken.

KarkenscampKamp, houtgewas en weide4 morgen 1,5 ha4 percelen2462-2465

Dit toponiem grenst aan de Rode Beek, de IJsstraat en de grens met Nieuwstadt. We zijn hier dus even de Rode Beek overgestoken.

Lunussbach an dieBeemd1,5 morgen 0,5 ha3 percelen2466-2468

Deze drie percelen staan als ‘aan de Lunussbeek over de beek’ en aan de grens met Nieuwstadt. De enige beek die daar stroomt is de Rode Beek. De Saeffelerbeek stroomt onder Huis Schaesberg bij Isenbruch ter hoogte van Nieuwstadt in de Rode Beek. Dit betekent welhaast dat de Rode Beek ook lokaal de Lunusbeek genoemd zal zijn. De naam Rode Beek wordt in het hele meetboek niet genoemd; er staat steeds ‘bach’. Er is mij slechts één document vóór 1800 bekend waarin de beek men naam genoemd wordt: 1792 Urbeeker of Rothenbacher hof (hof en molen). Toch bestond de naam Rode Beek toen al, namelijk op een gravure van Nieuwstadt uit 1654 , staan de Roo beeck en de Geleynen beeck ingetekend, weliswaar verkeerd om.
De vermelding Lunusbeek voor Rode Beek betekent natuurlijk ook niet dat ze eind 18e eeuw zo genoemd werd. Mogelijk dat de naam al eeuwen in onbruik geraakt was, maar dat de naam in het meetboek toch steeds gekopieerd werd. Voorlopig is de mogelijkheid reëel dat de Rode Beek in Susteren in vroeger eeuwen de Lunusbeek genoemd werd.

Hölst (Heulst)akkerland41 morgen 12,5 ha72 percelen2469-2540

Volgens het meetboek grensde het Heulst aan de Isstrass (Stationsstraat) en aan het Leschenbroek.
De oudste vermeldingen vinden we bij de beschrijvingen van de lenen van de heerlijkheid Dieteren. Er waren twee lenen gelegen op ’t Heulst. Rond 1500 waren Gort Herberich en Johan Wammus van Eyck de leenmannen. Een beschrijving van de lenen is bekend uit 1595. Een leen lag aan ‘falderen’ op ’t Heulst. Uit een document uit 1546 blijkt dat er nog twee toponiemen lagen: Bremert en Bovenkamp.

MeerBeemd en akkerland66 morgen 20 ha88 percelen2541-2626,5

Meer voornamelijk beemd Kleine Meer ( 2581-2596; 3 ha) en de Grote Meer (2597-2620; 6 ha) bestaan bijna geheel uit akkerland. Wellicht zijn de namen kleine en grote ontstaan doordat er binnen een gebied met beemden twee grote stukken akkerland ontstonden die zelf weer van elkaar gescheiden waren door ruim een hectare beemd –althans zo zou men de beschrijving kunnen interpreteren. Wanneer we echter de Tranchot kaart bekijken kunnen we beter bepalen wat men bedoeld heeft.
De Grote Meer ligt langs de IJsstraat (nu: Stationsstraat).
De Meer zelf ligt vooral langs de Rode Beek. De Kleine Meer ligt tussen beide in en tussen de Grote en de Kleine Meer is ook het gebiedje met beemden te zien

De benaming meer hangt samen met moor – moeras. Dit blijkt ook nog wel uit het gebruik van de gronden eind 18e eeuw. Namelijk meer dan de helft – voornamelijk langs de Rode Beek gelegen gronden – waren nog als beemd in gebruik.

Muhlenfeld (Molenveld)Voornamelijk akkers, enkele beemden21 morgen 6,5 ha342627 - 2660

De naam Molenveldje is afkomstig van de molen die tot eind 15e daar ergens aan de Rode Beek gestaan heeft. Volgens getuigenverklaring was de molen tot die tijd gangbaar.
Molen van abdis en capittel. In 1576 wordt een document opgesteld om met getuigenverklaringen aan te tonen dat het stift een koren- en oliemolen op ’t Root heeft gehad, een dwangmolen voor de mensen ‘binnen kapittels gracht, mensen van’t Root en van de Hochterhof (Louerhof). Er woonden in die tijd vijf huisgezinnen bij de molen. Waub Janus zei dat ze vier jaar was tijdens de Gulikse-Gelderse oorlog en dat zij de molen nog had zien malen. Zij was ongeveer honderd jaar.
Het is deze molen waaraan het Molenveld zijn naam dankt, evenals de oude namen achterste en voorste Molenstraatje en uiteraard de huidige Molenveldweg.

Eisenbrucher bend (Isenbroekerbeemden)4 à 5 ha houtgewas en overige beemd (28 ha)105 morgen 32,5 ha101 percelen3543-3643

Dit gebied bevat nog meerdere toponiemen:
Sump (5 ¾ ha) beemden. Sump = moeras . In de Sump lagen weer enkele benamingen nu gegeven aan één perceel: Lauver bend: zo heette een beemd van bijna 3 ha welke toebehoorde aan de keurvorst (hertog van Gulik). Er naast lag de veel kleinere Stadsbeemd (3/4 ha) zo genoemd omdat de stad eigenaar was. De Sump grensde aan de Eisserenbusch. Of met Eissenbrucherbusch hetzelfde bedoeld wordt of dat het weer net een ander perceel bos is wordt niet duidelijk.
Lauwergath (Louwergat, 3/4 ha). Mogelijk dat de hof te Louw hier lang geleden eigendommen heeft bezeten Stacken Camp (3 ¾ ha)
St. Anna Camp (1,5 ha). De naam heeft te maken met het St. Anna altaar in de parochiekerk en de broederschap die eraan verbonden was. Vier naast elkaar gelegen percelen, allemaal even groot, moesten jaarlijks elk het St. Anna altaar 2 kop rogge en 1 quart geven. Dit altaar dat tot begin 16e eeuw bestaan heeft, want toen heeft Jan van Steffensweert nog een St. Anna te Drieën gemaakt. Van dit beeld zijn nog fragmenten over, waarvan men nu de reliekhouders van Benedicta en Cecilia heeft gemaakt.
De percelen lagen aan het Herrensträsgen
Caten Camp (1,5 ha)
Eissenbrucher bend und holtz (6 ha)
Pfafengärtgen (pastoorstuintje). Een aantal percelen in de Isenbroekerbeemden in de buurt van het Louwergat grensden aan dit toponiem. Van een tuin en/ of bezit van de pastoor aldaar is verder niets bekend. De pastoor had wel een perceel deels bos, deels beemd maar dit kwam in de lijst een stuk verder, maar kan natuurlijk wel grenzen aan de percelen.
Herrensträsgen (Herenstraatje). Deze weg liep in die tijd nog dood waar de Isenbroekerbeemd grensde aan ’t Broek. Men wil deze straatnaam wel in verbinding brengen met de grote heerbanen in de romeinse tijd. Echter dit komt weinig geloofwaardig over.
Weegbend (Wegbeemd) is een toponiem dat slechts als begrenzing gegeven wordt.
Haberbend (haverbeemd). Een aantal percelen worden haverbeemd genoemd en zijn belastingvrij.

Het toponiem Isen. Isenbroekbeemden is wellicht een gebied met beemden aan (het) Isenbroek. Het woordje het staat tussen haakjes omdat Isenbroek kan verwijzen naar de plaats Isenbroek, dat vlakbij is gelegen, ofwel naar een veldnaam het Isenbroek. Het gebied met beemden ligt inderdaad aan het Susterderbroek, in het meetboek ook Susterbroek genoemd. Het is vrijwel zeker dat dit broek in 1610 nog het Isenbroek werd genoemd. In een jaarrekening uit dat jaar voor de hertog van Gulik van het ambt Born. We vinden tweemaal ‘te Susteren, Dieteren, Isenbroek en Baakhoven’. Eveneens tussen Susteren en het Isenbroek en tenslotte de tienden in het Isenbroek. De plaats Isenbruch behoorde tot een ander ambt en had ook niets met Susteren te maken. Isenbroek moet dus wel een oudere naam van het Susterderbroek zijn geweest.
Naast Isenbroek kunnen we ook IJsstraat (Isstrass) beschouwen als afgeleid van Isen. Elders komen we het begrip IJzerenbosch tegen gebruik voor zowel een hoeve als bosgebied. In het meetboek vinden we eenmaal IJserenbusch tegen. Als begrenzing van percelen in de Sumb vinden we aantal keer Eisserenbusch. Ook het begrip ijseren wordt beschouwd als afgeleid van Isen (via Eisen = ijzer).
We zullen op het begrip Isen terugkomen bij de veldnaam Elsen.


Meetboek 1783 (6): toponiemen (zuid)westelijk van de Rode Beek
Wil Schulpen


NaamGebruik (morgen)Grootte (morgen)Aantal percelenNummers Meetboek
Tuleweibeemd3 morgen 0,5 ha42666 – 2669

Deze beemden liggen langs de Rode beek en de buitenste gracht om Susteren heen. Het toponiem was vooral bekend omdat hier schutterij Sebastianus het jaarlijks koningschieten hield. In 1785 wordt de schutterij eigenaar van een perceel, welke ze overnemen van Tobias Meuffels.
De Schampscamp, elders genoemd, grensde met een kant aan de stadsgracht, met de andere aan Tulewei, het molenplaatsje en de straat.

Pas (auf den Pasch)Akkerland met voornamelijk langs gracht, beek en Rulgraaf beemd24 morgen 7,5 ha372670- 2706

Dit toponiem werd o.m. begrensd door de stadsgracht en de Rode Beek. De ‘Rulgraaf’ liep er doorheen. Bijna alle percelen waren wel verplicht aan kapittel , kerk of altaar een betaling te doen.

Kirchen Pass (der)Akkerland en beemd langs de beek10 morgen 3 ha92706,25 - 2712

Grenst aan de Rode Beek en Saldenswei. Hoe het begrip ‘kerken’ er verklaard moet worden is een raadsel. Wanneer het toponiem Pas overgaat in Kerken Pas zien we dat de kerk geen rechten meer heeft op de percelen Ook met het Paapmunster, mogelijk een parochiekerk vóór de 14e eeuw, is geen relatie te leggen.
Het grootste perceel, bijna de helft behoorde aan de ‘stads armen’.

Elsen (in de)Deels akkerland, deels beemd, weide60,5 morgen 18,5 ha382713 – 2749

Het strekt zich uit tot aan de grens met Nieuwstadt en raakt aan vele toponiemen o.a. Paapmunster, Muschenbroek en Paulus kamp.
Papmunster Het begrip wordt (waarschijnlijk) in het meetboek niet echt als toponiem gebruikt, maar als verkorte versie van ‘rector van Papmunster’. Wel is hieruit later (ca. 1900) het toponiem Papenmunster uit ontstaan. De eigendom betrof een kamp van bijna 2 ha en lag niet ver van de grens met Nieuwstadt af.. Zie ook Pauluskamp onder Mussenbroek.
Papmunster lijkt in de 15e eeuw (1402,38 en 64) wel als toponiem voor te komen. Merkwaardig genoeg wel met het voorzetsel te of in.
Saldens wei , een wei van 5,5 ha (18 morgen), in dit gebied gelegen wordt wel onder zijn eigen naam genoemd. Het kent drie eigenaren: schepen van Susteren Jacob Backhaus, geheimraad van Grein en H. de Frain uit Maastricht. De wei grenst aan de Rode Beek en Nieuwstadt en de Armen Kamp.
Elsenstraatje en Elsenstraat. Beide namen komen naast elkaar voor en ik neem aan dat er twee verschillende wegen mee bedoeld zijn. De tweede is waarschijnlijk de huidige Elsenweg.
Clemens Kamp. Deze kamp lag in de Elsen. Maar het werd in het meetboek ook als een apart toponiem gebruikt voor aangrenzende percelen. (zie aldaar).

Elsen ligt niet alleen tegen ’t Hout aan maar is ook van het zelfde begrip afgeleid, nl. van een term uit de oude (wellicht Frankische) bosbouw: (h)elsene. Men kan er het Duitse begrip holtz wel in herkennen. Dit begrip komen we natuurlijk ook in de documentatie van Nieuwstadt tegen; immers ’t Hout lag op Nieuwstadts grondgebied. We zien dan ook in de oudste documenten dat Nieuwstadt aan Helsene gekoppeld wordt, mogelijk dat men bij de stichting van Nieuwstadt omstreeks 1270/5 gedacht heeft de nieuwe stad Elsene te noemen, zoals een plaats bij Brussel. We zien ook elders de namen verschijnen: het Limbichterbos –vroeger ongetwijfeld één geweest met Ijzerenbos en ’t Hout – noemde men vroeger ‘de Els’ en ook Holtum is ongetwijfeld van Hout afgeleid. Ook een Elsbroek komt daar voor (1402 en later).

Palmen Campakkerland2 morgen 0,5 ha42750-2752,5

Het is een klein veld en ligt bij de ‘Nieuwstadtse limiet’. De naam lijkt dan ook ontleent aan een familienaam.
Deze familienaam is tot op heden niet ontdekt in 15e eeuwse of oudere bronnen.

Keerveld (Kehrfeld)akkerland13 morgen 4 ha232755-2777

Het wordt omsloten door de grens met Nieuwstadt, de Vloedgraaf wellicht waar ze Susteren binnenstroomt, Papenakker en Palmenkamp. De Limitweeg (grensweg met Nieuwstadt) wordt bij diverse percelen genoemd. Later vinden we hier het toponiem (op het) Schild.

Clemens kampakkerland13 morgen 4 ha52778-2782

Dit toponiem is afgeleid van een kamp, welke volgens de beschrijving in het meetboek, gelegen was in de Elsen.
Het was oorspronkelijk de naam van een perceel, bijna twee hectaren groot en eigenaar van de rector van het beneficie Papmunster, ook wel het altaar van St. Willibrord genoemd. Dit altaar bestond al eeuwen niet meer, maar was wel nog een rechtstitel. Paus Sergius wijdde in 695 Willibrord tot aartsbisschop van de Friezen en gaf hem de naam Clemens. Waarom men de twee namen voor de aartsbisschop naast elkaar gebruikte is een raadsel.

Mussenbroek (Muschenbrouch)Akkerland met beemd en tuin10 morgen 3 ha112783-2793

Dit toponiem grenst aan de Paulus kamp en merkwaardig genoeg grenzen maar liefst vijf percelen aan het Mussenbroek zelf en enkele aan de ‘gemeente’. Het lijkt er dus op dat e nog een onverdeeld, gemeenschappelijke broekgebied van die naam was en dat omliggende percelen deze naam overgenomen hebben. Het reikt tot aan de stadsgracht.
Paulus kamp. Zo wordt een perceel genoemd. Dit is een hectare (drie morgen) groot. Deze kamp grenst ook aan de Elzenweg. Op een kaart van begin 20ste eeuw wordt dit toponiem gesitueerd na de bocht bij de percelen met bomen bij huize Dings. De kamp was de enige eigendom van het St. Paulusaltaar in de munsterkerk in Susteren, behalve twee percelen in de Taterbeemd. Het was bijna een hectare groot.
In 1361 schenkt Wilhelmus van Susteren, priester te Roermond aan Godefridus van Echt , rector van het St.Paulusaltaar, ten behoeve van dat altaar een boomgaard bij Paepmonster. Men is geneigd om deze boomgaard te verbinden met deze Pauluskamp. Indien deze veronderstelling juist is dan kan men de ligging van het Papenmunster (vroeger dus Papmonster) redelijk gesitueerd worden.
Het toponiem Mussenbroek komt in de documenten sinds 1402 voor. In hoeverre een relatie met de vogelsoort mussen is te leggen blijft onduidelijk.

Tuinen bij de parochiekerkTuinen en boomgaarden2 morgen 0.5 ha82794-2801

Ze liggen voornamelijk tussen de Rulbeek (Rulfluss) en de stadsgracht.

Tuinen tussen de stadsgracht en het Hemelrijktuinen1 morgen82802-2809

De tuinen liggen allen tussen de stadsgracht en de straat, in dit geval de Elsenstraat (Elsenweg).

Tuinen aan het Hemelrijktuinen1.5 morgen52810-2814

Het grenst aan de Winkelpoort en de Landstraat (de Oude Rijksweg Zuid).

Hemelrijk (Himmelreich)Tuinen, akkerland en een boomgaard3 morgen 1 ha92815-1823
Beemd achter HemelrijkBeemd en een houtgewas2 morgen 0.7 ha51824-1827,5
Papenakkerakkerland58 morgen 18 ha602753-2754
2828-2883

Een langgerekt veld gelegen langs de huidige Oude Rijksweg Zuid. De percelen ervan grensden aan de Landstraat (ORZ) en diverse, zoals de Vloedgraaf, Rullbeek, Churbuschstraat, Keerveld, Clemens kamp, Mussenbroek.
Kluizenaar: Op Papenakker had men uit een ‘gemeente’ een stukje vrijgemaakt om een behuizing voor een kluizenaar te bouwen: “Dieses is aus der gemeinde abgemacht und an Joseph Heinen Eremit uberlassen”.
Tot het loon van de gerechtsbode behoorde vier lapjes grond, gelegen op Papenakker, Hoofakker, Bloemendaal en Baakhover Kamp. Twee stukken akkerland, een tuin en een beemd.

De naam Papenakker zou afgeleid kunnen zijn van ‘paap’ (pastoor, kanunnik). Uit eigendomsverhoudingen blijkt hiervan echter niets.

Rulkamp (Rüllcamp)akkerland10 morgen 3 ha102884-2893

Dit veld lag langs de Rul (Röl), de Landstraat (ORZ) en de Churbuschstraat. De Rull was (waarschijnlijk) een graaf waarin men bij hoog water in de Rode Beek overtollig water afvoerde. Men zorgde er zo voor dat de overlast binnen het stadje verminderde. Het water werd om Susteren heen geleid naar de Vloedgraaf. Bij Nieuwstadt kende men eenzelfde verschijnsel (de Geleenbeek stroomde door het stadje) alwaar ze Sluisbeek werd genoemd. Ook waar de Rul aan de Rode beek begon trof men een sluis aan.

HofakkerAkkerland en enkele tuinen15 morgen 4.5 ha252894-2917

We vinden dit toponiem op de kaart van 1903 terug als Hoofakker.

Bloemendaal (Bloemendahl)Akkerland en beemd6.5 morgen 2 ha102918-2927
Hostard84 morgen 26 ha1212928-3048

Hazenkamp (Hassen camp).Van Haas. Een andere optie is dat de naamafgeleid is van een vroegere eigenaar. Rond 1400 woonde een familie Haes in Susteren. In 1422 wordt ene Henrich Haes vermeld.
Het toponiem verschijnt sinds 1402.

HuefAkkerland41 morgen 12.5 ha273049-3076

Een perceel werd het Chretz kempgen genoemd (waar nu de schuttewei is aan de Baakhoverweg). Rond 1900 vinden we hier Kreutz kempgen. De naam is wellicht afgeleid van een (familie)naam, alhoewel we ook met de gedachten spelen van ‘een kleine kamp bij het wegkruis’ ‘kruutskempke’.
Huef ( uitgesproken als häöf?) winden we op de kaart van 1903 terug als (op de) Hoof.

Craekamp (Craecamp)Akkerland en beemd3 morgen 1 ha13077

In 1903 wordt het Kraaienkamp genoemd, waarbij een relatie naar de vogel kraai gesuggereerd wordt. Gezien we hier echter met een ‘kamp’naam te maken ligt het er duimendik op dat Crae hier voor een familienaam staat. De Familienaam (de) Crae of Crahe is een oude familienaam die in Susteren voorkwam.

Rijkskampveldje (Rekskampfeldgen)Akkerland en beemd23 morgen 7 ha13078

Dit perceel bestond ongeveer voor de helft uit akkerland en de helft uit beemd. Het lag aan het Reeksstraatje en grensde aan de Vloedgraaf. Het was geheel eigendom van het kapittel. De beemd behoorde tot het Eigenleen.

De naam werd wel in relatie gebracht met de domeinen van het rijk in de Franse tijd. Aangezien de naam beduidend ouder is dan de gebeurtenissen rond 1800 is dat onmogelijk.

Reeks (Reks)Houtgewas13,5 morgen 4 ha13079

Was een perceel met bomen (houtgewas). Het behoorde eveneens aan het kapittel.

Kesselbeemd (Kesselbend)Beemd10 morgen 3 ha163080-3095

Het stift had inkomsten uit het Kesselsleen. Dit omvatte ca 11,5 hectare grond in de omgeving van Baakhoven.
Wellicht dat de naam te danken is aan de familie Kessels, die in het Roosterense een belangrijke rol gespeeld hebben. Wellicht hebben één of meerdere percelen in de Kesselbeemd behoord aan het Kesselsleen.

Eigenbeemd (Eigenbend, in die Eigen)Beemd24 morgen 7,5 ha203096-3115

Das Schloss (het slot). Een perceel (3097) groot ¾ ha was met een graaf (sloot) omgeven. Tot voor enkele decennia was dit verschijnsel nog in het landschap te herkennen. Het lag tussen de Volmolen en Dieterdermolen aan de Rode Beek aan de zijde van Baakhoven. Er is verder niets bekend van dit verschijnsel.Aangezien er nogal eens stenen naar boven kwamen, kan hiereen of ander gebouw ooit gestaan hebben.
Het perceel naast ‘het slot’ was 1 ha groot en werd die Dijcken (de dijk).
Ook had het stift inkomsten uit het Eigerleen of Eigenleen. Uit 1748 is een lijst van eigenaars van de beemden in de Eigen, welke in het zogenoemde Eigerleen horen. Het was 14 bunder (11,5 ha) groot en bestond uit de beemd in het Rijkskampveld, beemd en akkerland van het St. Catharina altaar op het Hoogveld en vervolgens (waarschijnlijk) twaalf percelen in de Eigenbeemd, welke wel door hun grootte te herkennen zijn, echter wel vaak afwijken.

Muhlenbeemd (Muhlenbend)beemd35 morgen 11 ha263116-3137
3209-3212
Hoogveld (Hochfeld(gen))Akkerland en een weinig beemd39 morgen 12 ha173138-3154

1402: Hoevelt

Bonenkamp (Boonencamp)Deels wei deels akkerland18 morgen 5,5 ha173155-3171

Stenen brug: Deze werd bij het eerste genoemde perceel vermeld. Het is de brug over de Vloedgraaf bij de ‘waterzuivering’.

Baakhoverkamp (Backhoferkamp)Beemd, akkerland en wei23 morgen 7 ha243172-3195

De ‘Gerichtsbode Schutzhovel’ was een klein perceeltje dat tot de inkomsten van de gerechtsbode behoorde.

Baakhoverhoogveld (Backhoverhochfeld)Akkerland en enkele weiden58.5 morgen 18 ha353196-3230
Keukelaar (Köckeler)beemd20.5 morgen 6.5 ha283231-3258
Baakhoverveld (Backhover feld)Grotendeels akkerland, ook beemd, wei en bebouwing95 morgen 29.5 ha603259-3318

Alte Bach. Men vind vooral in relatie met Baakhoven Alte Bach voor de Geleenbeek. Men is geneigd om hier ‘oude beek’ in te zien. In dat geval zou je echter ook verwachten ‘nieuwe beek’ of ‘beek’ zelf. Mogelijk dat het een verbastering is van een oude waternaam.

Baakhoven. Dit gehucht is weer gelegen daar waar beemd en weide gebied grenst aan akkerland en natuurlijk niet ver van een water, hier de Geleenbeek. In het meetboek worden vijf opvolgende percelen genoemd als zijn bebouwde huisplaatsen:
1360 Lambert Muhleners met er naast een tuin
1361 en 1362 Mathis Hellebrekers, waarschijnlijk dus één woonhuis
1363 Wilhelm Meuffels
1364 Mathis Busch
Mogelijk waren er meer huizen in Baakhoven, maar vielen deze buiten het beschreven gebied.

Frest weijen. De laatste percelen van dit gebied worden onder deze naam vermeld. Het is ongeveer 3,5 ha en bijna geheel eigendom van de keurvorst. Het is een beemdengebied.

Baakhoven. De herkomst van het woord zoekt men vooral in een combinatie van beek-hof, een boerderij aan de beek. De oudst bekende naam is Baychoven. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat men in de 14e eeuw in deze streken voor beek een ‘bach’ vorm gebruikt hebben.
Op internet vond ik een andere mogelijkheid. Het begrip ‘bak(e)’ duidt een ‘welving’ of ‘hoogte’ aan. Men kan dan Baakhoven beschouwen als ‘een welving aan de beek’.

Klein BerkelerGrotendeels beemd en wei en ook akkerland68 morgen 21 ha473319-3351 3353-3366

Schrijvers weide (Schreibers Wey): één perceel in Klein Berkeler als weide gekenmerkt.
De grootte ervan was 14,5 morgen (4,5 ha) en het behoorde toe aan de keurvorst
Een perceel werd de Buigen camp genoemd.

Körbusch (Churbusch)weide60 morgen 18,6 ha13352

Het was eigendom van de keurvorst. In de rekening van 1610 van het ambt Born wordt dit gebied de Kurbischer Kuheweiden (De koeweiden van Körbes) en de abdis kreeg hier 41 goudguldens jaarlijks uit. Naast deze ‘koeweiden’ wordt er ook een ‘Churbuscher Hove bei Backhoven gelegen’ genoemd, welke aan één zijde aan Körbusch grensde. De grootte ervan wordt op 25 bunder geschat. Mogelijk dat deze landerijen dan in het Berckeler veld, waar de keurvorst ongeveer 28 bunder eigendom had.

De hof te Curbossche werd als zodanig in 1402 genoemd. De parochiekerk ontving hieruit vier kwarten wijn.

Men is geneigd de naam Körbes te zien in samenhang met de er omheen liggende Berkeler velden. Men vindt ook wel eens Kleerbos. Echter er is geen echte aanwijzing voor deze interpretatie gevonden. Het ligt dus voor de hand er een ‘Keurbos’ in te zien. Mogelijk dat dit met een bepaald recht samenhangt.

Groot Berkeler (Gross Berkeler)Voornamelijk beemd en weide111 morgen 34 ha243367-3390

Katzbekkermolen. Perceel 3382 wordt genoemd ‘de Katbekkermolen beemd en wei’. Dat hier Katzbeck ook daadwerkelijk lag blijkt uit de omschrijving van het voklgende perceel ‘naast Katzbeck’. Het bleek ¾ ha groot te zijn en was eigendom van vrijheer van Bentinck. De eigenaar van het nabij gelegen kasteel Wolfrath te Holtum was einde 18e eeuw ‘baron van Bentinck’. Wellicht was deze dus ook eigenaar van Katzbeck. Deze van Bentinck had ook nog aansluitend aan Katzbeck een perceel van 7 hectaren, welke grensde aan Nieuwstadt, de Landstraat (Holtummerweg), de Geleenbeek en de Nieuwstadterweg.

Ook Vrijheer van Lerath had een vrij groot perceel tussen de Holtummerweg en de Scheidtstraat, nl. 12 hectare. In een ouder meetboek wordt de oppervlakte 15 hectare genoemd. Het is een beemdgebied.

Berkeler veld(je) (Berckeler feld(gen))Voornamelijk akkerland en weide, ook houtgewas en bos100.5 31 ha203391-3409

2/3 van dit gebied was eigendom van de keurvorst (22.5 ha). Het gebied grenst aan ’t Körbusch, de Holtummerstraat en de Kamerweide. Zoals al bij ’t Körbusch aangegeven is het goed mogelijk dat deze eigendommen tot de Churbusch hof behoorde. Hiervoor moest men aan de keurvorst jaarlijks afdragen: aan geld 40 goudgulden, 18 malder rogge en 18 malder haver en nog eens 18 malder haver.

KamerweideWeide81 morgen 25 ha3410

Het grenst aan Körbusch, Berckeler en de straat.
Het behoorde geheel aan de keurvorst.
Op een kaart van begin 20ste eeuw wordt de Gebroekerweg de Kayerstraat genoemd. Mogelijk dat dit begrip dan eenzelfde herkomst heeft als ‘Koye’. Dit laatste is afgeleid van Koeweide. Mogelijk dat het gebruik van de “Churbischer Kuheweiden” een verder aanwijzing hiervoor is.

Rijdsbeemd (Rijdsbent)Beemd9 morgen 2.7 ha3411-3425

Gelegen aan de grens met Holtum en langs de Geleenbeek. De Geleenbeek werd ook Alte Bach (oude beek) genoemd.
Het is opvallend dat dit toponiem twee maal voorkomt in de beschrijving van Susteren: Een keer gebied Feurth/Heide/IJzerenbos en een keer hier bij Gebroek. De naam is duidelijk gebonden aan de toestand van de grond..

FirmeleveldVoornamelijk akkerland, enkele weiden en huisplaatsen en boomgaard88.5 morgen 27 ha1083426-3533

In oude documenten vindt me wel namen voor dit veld die wijzen op “viermolenveld”. Hierbij is onduidelijk of het begrip Firmele een vereenvoudiging is van viermolen of dat het laatste begrip een interpretatie is van het eerste. De naam Viermolen vond ik o.m. te Leuven.

Broek (Bend in das Brouch)Beemd, wei en 2 huisplaatsen met boomgaard10 morgen 3 ha83534-3541

Uit het meetboek volgt dat de bewoning te Gebroek mogelijk uit vijf huizen bestond:
3515 Wilm Schwilliens
3519 Lambert Muhleners
3521 en 22 Christiaan van de Camp
3529 Weduwe Johan Pesgens Paulus
(3538 Wilm Schwilliens)
3539 Johan en Mathis Muhleners ieder de helft.
De meeste percelen lagen weliswaar in het Firmeleveld.

De naam Gebroek is afgeleid van het aangrenzende broekgebied langs de Geleenbeek, welk vooral als beemd in gebruik was.

Firmelbos (Firmelbusch)Weide9 morgen 2.7 ha13542

De wei behoorde geheel aan de keurvorst.

Eisenbrucher bend (Isenbroekerbeemden)4 à 5 ha houtgewas en overige beemd (28 ha)105 morgen 32,5 ha101 percelen3543-3643

Dit gebied bevat nog meerdere toponiemen:
Sump (5 ¾ ha) beemden. Sump = moeras . In de Sump lagen weer enkele benamingen nu gegeven aan één perceel: Lauver bend: zo heette een beemd van bijna 3 ha welke toebehoorde aan de keurvorst (hertog van Gulik). Er naast lag de veel kleinere Stadsbeemd (3/4 ha) zo genoemd omdat de stad eigenaar was. De Sump grensde aan de Eisserenbusch. Of met Eissenbrucherbusch hetzelfde bedoeld wordt of dat het weer net een ander perceel bos is wordt niet duidelijk.
Lauwergath (Louwergat, 3/4 ha). Mogelijk dat de hof te Louw hier lang geleden eigendommen heeft bezeten.
Stacken Camp (3 ¾ ha)
St. Anna Camp (1,5 ha). De naam heeft te maken met het St. Anna altaar in de parochiekerk en de broederschap die eraan verbonden was. Vier naast elkaar gelegen percelen, allemaal even groot, moesten jaarlijks elk het St. Anna altaar 2 kop rogge en 1 quart geven. Dit altaar dat tot begin 16e eeuw bestaan heeft, want toen heeft Jan van Steffensweert nog een St. Anna te Drieën gemaakt. Van dit beeld zijn nog fragmenten over, waarvan men nu de reliekhouders van Benedicta en Cecilia heeft gemaakt.
De percelen lagen aan het Herrensträsgen
Caten Camp (1,5 ha)
Eissenbrucher bend und holtz (6 ha)
Pfafengärtgen (pastoorstuintje). Een aantal percelen in de Isenbroekerbeemden in de buurt van het Louwergat grensden aan dit toponiem. Van een tuin en/ of bezit van de pastoor aldaar is verder niets bekend. De pastoor had wel een perceel deels bos, deels beemd maar dit kwam in de lijst een stuk verder, maar kan natuurlijk wel grenzen aan de percelen.
Herrensträsgen (Herenstraatje). Deze weg liep in die tijd nog dood waar de Isenbroekerbeemd grensde aan ’t Broek. Men wil deze straatnaam wel in verbinding brengen met de grote heerbanen in de romeinse tijd. Echter dit komt weinig geloofwaardig over.
Weegbend (Wegbeemd) is een toponiem dat slechts als begrenzing gegeven wordt.
Haberbend (haverbeemd). Een aantal percelen worden haverbeemd genoemd en zijn belastingvrij.

Het toponiem Isen. Isenbroekbeemden is wellicht een gebied met beemden aan (het) Isenbroek. Het woordje het staat tussen haakjes omdat Isenbroek kan verwijzen naar de plaats Isenbroek, dat vlakbij is gelegen, ofwel naar een veldnaam het Isenbroek. Het gebied met beemden ligt inderdaad aan het Susterderbroek, in het meetboek ook Susterbroek genoemd. Het is vrijwel zeker dat dit broek in 1610 nog het Isenbroek werd genoemd. In een jaarrekening uit dat jaar voor de hertog van Gulik van het ambt Born. We vinden tweemaal ‘te Susteren, Dieteren, Isenbroek en Baakhoven’. Eveneens tussen Susteren en het Isenbroek en tenslotte de tienden in het Isenbroek. De plaats Isenbruch behoorde tot een ander ambt en had ook niets met Susteren te maken. Isenbroek moet dus wel een oudere naam van het Susterderbroek zijn geweest.
De naam komt al in 1402 – als Eysenbrueck – voor. De parochiekerk heeft een bepaalde cijns uit een perceel grond.
Naast Isenbroek kunnen we ook IJsstraat (Isstrass) beschouwen als afgeleid van Isen. Elders komen we het begrip IJzerenbosch tegen gebruik voor zowel een hoeve als bosgebied. In het meetboek vinden we eenmaal IJserenbusch tegen. Als begrenzing van percelen in de Sumb vinden we aantal keer Eisserenbusch. Ook het begrip ijseren wordt beschouwd als afgeleid van Isen (via Eisen = ijzer). Het begrip Isen is een vereenvoudiging van het begrip Elsen (zie aldaar).


Meetboek 1783 (7): de eigenaren
Wil Schulpen


Om een idee te krijgen hoe de bevolking verdeeld was nemen we de gegevens van een lijst van communicanten uit 1725 en de bevolkingslijst uit 1799 onder de Franse bezetting.
In 1725 vinden we de volgende gegevens: totaal ca. 1075 inwoners, waarvan ca. 31 % man waren (>12/13 jaar), 35% vrouw en 35% kind.
In 1799 was dit: ca. 970 inwoners waarvan 34% man (>16 jaar), 31% vrouw en 35% kind.
In tegenstelling tot deze gegevens zou de bevolking een jaar later (in 1800) 1200 zijn geweest. Dat zou dan betekenen praktisch 1/5 deel niet op de lijst van de Fransen voorkomt.
Uit deze gegevens kan men afleiden dat zowel man, vrouw als kind ongeveer 1/3 deel van de bevolking uitmaken. Wanneer we de bevolking in 1783 op 1100 schatten, dan is het aantal mannen 350-400 te bepalen.

Een lijst van eigenaren die men aan de hand van het meetboek kan maken geeft tegen de zeven honderd namen. Hiervan kan met bijna honderd vijftig namen schrappen van mensen buiten Susteren en instellingen. Van de resterende lijst zijn nog eens honderd vijf en twintig namen geschrapt omdat ze ofwel overleden waren (naam erfgenamen) ofwel omdat vermoed werd dat de namen dubbel op de lijst voorkwamen. Vooral dit laatste is soms moeilijk, maar het gaat hier om een grof beeld en als er dan ook tien of twintig doorglippen is niet zo belangrijk.
Uiteindelijk krijgen we dan een lijst met ca. 425 personen, waarvan we mogen aannemen dat deze binnen het rechtsgebied van Susteren woonden. Hiervan waren er 361 mannelijk en 64 vrouwelijk, waarvan weer 30 weduwe waren.

We krijgen nu het merkwaardige beeld dat de mannelijke bevolking ouder dan 12/16 jaar op 350 – 400 bepaald kan worden en dat daarvan 361 eigenaar van één of meer percelen land zijn, dus bijna allemaal. Wanneer men dus als jongen mee gaat werken krijgt men kennelijk een perceel grond om te bewerken en wordt men zelfs officieel ingeschreven in het meetboek. Dit komt vreemd over, maar de gegevens zoals ze voor ons liggen laten geen andere interpretatie over.

In de lijst staat achter de naam meermaals een letter. Deze letters staan voor een van de kernen behalve Susteren zelf. Dat wordt veroorzaakt doordat het binnen de grachten gelegen gebied niet in het meetboek opgenomen is. Wat hiervan de reden is wordt nergens vermeld. Of alle percelen vrijgesteld waren van belasting en tienden?

Tenslotte is aan de lijst toegevoegd de namen van eigenaren in de aangrenzende plaatsen: Echt, Roosteren, Holtum, Isenbruch en Schalbruch. Opvallend is dat er niemand uit Nieuwstadt op de lijst vermeld staat (behalve dan de pastoor voor een perceeltje op de grens.


F = Feurth D = Dieteren H = Heide B = Baakhoven G = Gebroek

André Anton
Arnoldi Ferdinand
Artz Jacob F
Artz Nicolas
Baaden Heinrich
Backhaus Anna Marie
Backhaus Anton
Backhaus Barbara
Backhaus Gertru
Backhaus Johan Mathis
Backhaus Maria
Backhaus Mathis
Backhaus Wilm Schefen
Bauer Florian
Bauer Hubert
Bauer Simon weduwe
Bausch Anton
Beckers Anton D
Beckers Dirch Wittib D
Beckers Jacob D
Beckers Johan
Beckers Johanna
Beckers Leonard de jonge D
Beckers Leonard D
Beckers Mathis D
Berg And. Joseph van de
Berg Johan van de
Berg Joseph van de
Berlo Johan D
Berlo Leonard D
Bocken Gerard de jonge D
Bocken Gerard D
Bocken Johan Jacob D
Bocken Mathis D
Bocken Rut Gerard D
Bongard Cornelis van de F
Boonen Arnold weduwe
Boonen Martin
Boonen Mathis
Boonen Peter
Boonen Reinier
Borgermans Engel F
Bummen Anton
Bummen Paulus
Busch Mathis B
Camp Christiaan van de G
Camp Theodoor van de
Clad Johan
Claessen Arnold H
Claessen Claes D
Claessen Gerard weduwe D
Claessen Herman H
Claessen Johan F
Claessen Nicolaas D
Claessen Peter D
Cleve Dirch van D
Cleve Frans van D
Coenemans Johan D
Coenemans Wilhelm D
Coenemans Wilm junger D
Coenen Theodoor F
Coonen Dirch Hendrik zoon
Coonen Dirch
Coonen Herman
Coonen Peter
Coonen/ Coenen Lambert weduwe
Coonen/Coenen Geurt F
Coonen/Coenen Henrich F
Coonen/Coenen Michael F
Crae Cecilia D
Crae Celis de weduwe
Crae Henrich de weduwe F
Crae Jacob de D
Crae Johan de D
Crae Maria de D
Craenen Jacob H
Craenen Johan
Craenen Michael F
Craenen Wolter
Cremers Peter D
Custers Herman Jos
Dahlmans Peter
Dahmen Adam weduwe
Dahmen Ernest
Dahmen Francis
Dahmen Gielis
Dahmen Lambert D
Dahmen Nicolaas D
Dahmen Peter D
Davitz Henrich
Denije Johan F
Denije Joseph
Dirchs Dirch D
Dohmen Peter
Dols Andres
Dols Johan
Dols Mathis F
Dreessen Christiaan
Dreessen Jacob F
Eberson Johan D
Eimael J. Lambert
Engelbertz Henrich
Engelbertz Johan
Engelbertz Peter
Evers Herman
Fora Wilhelm
Frielenberg Geurd
Geelen Martin
Geijen Adolf
Geijen Aret
Geijen Henrich
Geijen Peter weduwe
Genabith Gertru von
Genabith Johan van de jonge D
Genabith Johan van D
Genabith Lambert D
Gielen Henrich
Gielen Herman
Gielen Joseph
Gielen Martin
Gijsen Elisabeth
Heel Lambert van D
Heinsberg Hubert van weduwe
Hellebrekers Gertrud
Hellebrekers Henrich
Hellebrekers Johan F
Hellebrekers Joseph
Hellebrekers Lambert
Hellebrekers Maria
Hellebrekers Mathis B
Hermans Francis D
Hermans Johannis D
Hoffmans Herman F
Hoffmans Mathis
Hölsgens Andrees D
Hölsgens Henrich D
Hölsgens Herman D
Hölsgens Johan D
Horens Gerard D
Horens Jacob D
Horens Johan Dirch D
Horens Johan D
Horens Rutt D
Housmans Jacob
Huben Peter smid
Hubens Peter D
Janssen Abraham junger F
Janssen Abraham ?
Janssen Anton
Janssen Christiaan D
Janssen Dirch Ab. zoon
Janssen Dirch Jans zoon
Janssen Dirch Math. zoon
Janssen Dirch F
Janssen Elisabeth D
Janssen Henrich D
Janssen Herman Hen zoon D
Janssen Herman D
Janssen Johan (weduwe) D
Janssen Johan Ab. Sohn F?
Janssen Johan de jonge
Janssen Johan Hen zoon D
Janssen Johan Math zoon
Janssen Mathaus Ab. zoon
Janssen Mathaus de jonge
Janssen Mathaus F
Janssen Michael Ab. zoon
Janssen Nicolaas
Janssen Reiner D
Janssen Sibille D
Janssen Wilhelm D
Jennen Nicolaas F
Jessen Anna Margaretha D
Jessen Anton Ulrich
Jessen Christiaan D
Jessen Dirch D
Jessen Gerard D
Jessen Geurt D
Jessen Henrich
Jessen Johan D
Jessen Joseph
Jessen schepen weduwe
Jessen Wilm
Jetten Andrees Joseph
Jetten Henrich (weduwe)
Jetten Henrich de oude
Joppen Gerard
Kaelen Philip
Kahlen Johan
Kaufmans Jacob
Kelleners Francis F
Kentzeler Michael
Kermus Johan
Kirchrath Gerard weduwe F
Knarren Peter
Kohlen Johan
Kohlen Philip
Lambermon Lambert
Laumen Johan F
Lemmens Laurens
Lenders Stephan
Leonartz Stephan
Leurs Frans Jozef
Leurs Johan de jonge D
Leurs Lambert D
Leurs schepen (Laurens)
Lijnen Beatrix D
Lijnen Catharina D
Lijnen Dirch de jonge D
Lijnen Dirch D
Lijnen Elisabeth D
Lijnen Johan de jonge D
Lijnen Johan D
Lijnen Joseph D
Massen Johan D
Massen Theodoor D
Meuffels Anton
Meuffels Carl
Meuffels Ferdinand
Meuffels Joseph
Meuffels Martin de oude
Meuffels Martin
Meuffels Reiner
Meuffels Tobias
Meuffels Wilm B
Mevissen Gerard
Mevissen Lambert
Mevissen Wijnand
Mols Theodoor
Montz H. schout weduwe
Muhleners F. Josef
Muhleners Henrich weduwe
Muhleners Johan G
Muhleners Lambert B/G
Muhleners Leonard weduwe F
Muhleners Mathis G
Mustard Arnold D
Mustard Cornelis D
Mustard Mathis D
Neer Gerard van
Neutgens Dirch de jonge
Neutgens Gertru
Neutgens Johan Christiaan zoon
Neutgens Johan de jonge
Neutgens Johan Dirchen zoon
Neutgens Johan
Neutgens Michael
Neutgens Stephan
Neutgens Theodoor
Nielissen Wilm Geurten zoon D
Nielissen Wilm Jans zoon D
Nielissen Wilm D
Nijssen Catharina
Op gen Ordt Peter
Op gen Ordt (Aufgen Orth) Frans Wittib F
Op gen Ordt Arnold F
Op gen Ordt Frans
Op gen Ordt Gerard
Op gen Ordt Thomas
Ophelders Johan weduwe F
Penners Henrich
Penris Andrees D
Penris Henrich D
Penris Johan weduwe D
Penris Johan de jonge D
Pesgens Henrich F
Pesgens Jacob D
Pesgens Johan weduwe D/G
Peters Johan weduwe
Philippen Reiner F
Plaet Johan
Plitscher Peter
Pollartz Dirch F
Pollartz Martin
Pöstgens Dirch
Pöstgens Nicolaas
Pöstgens Peter
Reinartz Gerard
Rijck Henrich
Rijckelen Anton
Rijckelen Reiner
Roijen Anna Maria D
Roijen Dirch D
Roijen Frans weduwe
Roijen Gielis D
Roijen Johan D
Roijen Johanna D
Roijen Peter D
Rours Dirch
Rours Frans Josef weduwe
Rours Johan Dirch
Rours Jozef
Savelkoul Johan
Savelkoul Michael F
Savelkoul Reiner F
Schaleij Peter weduwe
Schalleij Anna Gertrud
Schalleij Christiaan
Schaleij Peter de oude
Schepers Johan
Schlangen Anna Catharina D
Schlangen Dirch D
Schlangen Elisabeth D
Schlangen Henrich D
Schlangen Johan D
Schlangen Mari Catharin D
Schlangen Petronella D
Schlangen Wilm D
Schleipen Johan
Schmetz Cornelia
Schmetz Maria Anna
Schmitz Johan Henrich schepen
Schmitz Stephan
Schmitz Wilm
Scholmeisters Christian D
Scholmeisters Johan D
Scholmeisters Laurens D
Scholmeisters Thomas D
Schreurs Gerard
Schrijvers Lowis
Schrijvers Mathis
Schrijvers Theodoor weduwe D
Schulpen Adolf
Schulpen Bernhard
Schulpen Caspar
Schulpen Celis
Schulpen Christiaan de jonge D
Schulpen Christiaan Hen zoon D
Schulpen Dirch D. zoon D
Schulpen Henrich D. zoon D
Schulpen Henrich de oude D
Schulpen Henrich Lambert zn
Schulpen Henrich Paulus zn D
Schulpen Henrich Wilm
Schulpen Henrich
Schulpen Jacob schepen
Schulpen Johan de jonge D
Schulpen Johan Hen. zoon D
Schulpen Johan Wilm
Schulpen Lambert
Schulpen Maria Anna
Schulpen Mathis D. zoon D
Schulpen Mathis Hen zoon D
Schulpen Mathis D
Schulpen Paulus P. zoon D
Schulpen Paulus weduwe D
Schulpen Peter Hen zoon D
Schulpen Reinier D
Schulpen Wilm Bern zoon D
Schulpen Wilm Christiaan
Schulpen Wilm D.S. D
Schuncken Wilm
Schwilliens Francis
Schwilliens Henrich F
Schwilliens Lambert F
Schwilliens Leonard D
Schwilliens Marisda
Schwilliens Peter F
Schwilliens This
Schwilliens Wilm B
Simons Dirch F
Simons Jacob
Sleipen Johan
Sniders Gielis
Stas Peter
Stefens Herman F
Stefens Johan F
Stefens Reiner
Stefens Steven
Stelten Leonard F
Stratten Johan van der
Stratten Mathis van der D
Stratten Sander van der
Stratten Stephan van der
Suijlen Stephan
Telijers Lambert
Teunesen Henrich
Teunesen Johan Peter
Thijssen Reiner
Thor Dirk van
Thor Johan van F
Thor Lambert van de jonge
Thor Lambert van F
Thor Laurens van
Thor Leonard van
Thor Wilm van
Tresang Henrich
Veldhoven Johan
Vergossen Frans weduwe
Vergossen Johan F
Vergossen Peter D
Ververs Dirch F
Ververs Gerard F
Ververs Getru
Ververs Herman F
Ververs Johan F
Voncken Johan
Voncken Peter
Vora Wilm
Voss Anna Gertrud
Voss Dirch F
Voss Frans de
Voss Geurt
Voss Joseph
Wackers Anna Gertrud D
Wackers Dirch weduwe D
Wackers Gertrud D
Wackers Peter D
Weijsen Arnold F
Weijsen Gerard F
Weijsen Stephan F
Welters Josef
Welters Leonard weduwe
Wentraeken Jacob D
Werd Johan van de D
Wijnen Dirch weduwe F
Wijnen Gerard H
Wijnen Stephan H
Wijnen Winand
Wolfs Gerard Siberts zoon
Wolfs Gerard Wilms zoon
Wolfs Mathis
Wolfs Peter
Wolfs Wilm Wilms zoon
Wolters Josef
Zaer Johan de D


Eigenaren woonachtig in Holtum
Allartz Gerad
Gijsen Andres
Gijsen Henrich
Gijsen Thomas
Nielisen Leonard
Olivers Philip
Peters Teunis
Pörteners Jacob
Schmitz Wilm
Schrans Gerad
Schroder Christian
Schwilliens Mathis
Suijlen Henrich
Wagemans Peter
Wagemans Thomas


Eigenaren woonachtig in Roosteren
Bauer Hubert
Bouten Arnold
Breien Dirch Erbg.
Geusen Claes
Geusen Melchior
Geusen Nicolas
Gielen Anthon
Gielen Gerard
Housmans Jacob
Jennen Arnold
Lomans Johan Wittib
Lomans Peter
Nijssen Aret
Oijen Stephan
Pörteners Jacob
Reinen Welter
Schulpen Adolf


Eigenaren woonachtig in Schalbruch
Dreessen Dries
Dreessen Joris
Dreessen Reiner
Janssen Johan
Leeck Willem van der
Pörteners Henrich
Remkens Mathis
Teunesen Jacob
Zaer Mathis de


Eigenaren woonachtig in Isenbruch
Dreessen Jacob
Schnijders Christian


Eigenaren woonachtig in Echt
Bongard Johan van den
Engelen Jacob
Jennesen Herman
Maessen Johan
Geeten Erbg. H. Schultheis




Webmaster info@deetere.nl