DE EERSTE VAN LOOSEN-GENERATIES IN ENKHUIZEN - 16E/17E EEUW
Kort nadat de burgers van Enkhuizen zichzelf in 1572 van het Spaanse juk verlosten, werd Jan Lauerensz van Loosen (1550-1617), afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden, als burger van die stad opgenomen.
Het Enkhuizer geslacht Van Loosen werd door zijn huwelijk met Sybrech Hendricks (1561-1647), een dochter uit een oud Enkhuizer regeringsgeslacht, in 1579 in die stad gevestigd.
Enkhuizen beleefde haar grootste bloei tussen 1560 en 1650. De stad werd uitgelegd met een nieuwe vestinggordel en er kwamen nieuwe havens binnen en buiten de Omringdijk. Er werd handel gedreven met de Oostzeelanden, met West- en met Oost-Indië. De stad bezat de grootste haringvloot van Holland. Op het hoogtepunt van haar welvaart telde Enkhuizen 28.000 inwoners, zelfs meer dan nu. Aanvankelijk legde Jan Lauerensz zich toe op de handel met de Oostzee maar in 1602 werd hij medeoprichter van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en Bewindhebber van de Kamer Enkhuizen tot zijn dood.
De eerste generatie Van Loosen leefden sober en gebruikten hun kapitaal voor investeringen in de diverse contracten tussen verschepers, reders en schippers, waarbij hij wordt genoemd als verscheper met aandeel van risico bij schade.
Zelf hebben hij en zijn vrouw Sybrech zich nooit later portretteren Van zijn zeven kinderen is bekend dat zijn dochter Hilletjen Jansdr (1598-1657) en haar echtgenoot Jacob Walichz Proost (1592-1636) alsmede zijn zoon Jan Jansz (1591-1653) en zijn echtgenote Cornelia Gerritsdr Haes (1593-1661) zich lieten portretteren door bekende kunstenaars. Ook van enkele kinderen van Jan en Cornelia zijn familieportretten bekend, n.l. van Cornelis Jansz (1632-1673), Laurens Jansz (1621-1646) en Pieter Jansz (1635-1709).
Deze familieportretten zijn door Dirk Semeijn van Loosen (1696-1757) , de eerste bewoner van het Van Loosen-huis op de Dijk te Enkhuizen, geërfd of gekocht en door kinderloos sterven in handen gekomen van neef Dirk Elias van Loosen en zo bij de Snouck van Loosen-familie. Toen de laatste bewoner van het huis op de Dijk stierf in 1885 en daarmee haar tak van het geslacht Van Loosen, bepaalde zij dat haar miljoenenkapitaal verkregen door de slavenhandel moest worden ondergebracht in een Fonds voor Weldadigheid. De erfgenamen Lakenman en Wendelaar, die belast waren met het beheer van het Fonds, maakten misbruik van hun positie en beschouwden zich vanaf de overname als eigenaren van het kapitaal. Zij verkochten alles wat aan de Van Loosen?s herinnerde en wilden de familieportretten verbranden. Dit was, zeiden zij, op bevel van de erflaatster in testament of wilsbeschikking vastgelegd. Nodeloos om te zeggen dat Maria Margaretha Snouck van Loosen nooit zo?n opdracht had gegeven. Deze leugens en belediging van de erflaatster zijn verbreid tot op de huidige dag.
Toch durfden de Beheerders van het Snouck van Loosen Fonds niet tot de verbranding van al die familieportretten over te gaan, borgen de portretten jarenlang op zolder en vonden uiteindelijk een louche figuur die dit familiebezit voor een appel en een ei overnam. Veel van deze portretten hangen nu in bruikleen in het Stadhuis van Enkhuizen om aldus door de burgers onderhouden te worden, maar zijn niet voor het publiek te bezichtigen.
De nazaten van deze kunstrover ontvingen onlangs een hoge onderscheiding van de Stad Enkhuizen en verklaarden bij die gelegenheid dat zij niet wisten hoe al hun familieportretten (45) in hun bezit gekomen waren, vermoedelijk door erfenis. Onze grote nationale kunstkenner Prof. Dr. R.E.O. Ekkart, die al meer onzin over de Van Loosen-portretten had gepubliceerd, bevestigde het vermoeden van de kunstrovers zonder een enkel bewijs.
Bronnen:
http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/DVN/lemmata/data/Snouck
http://home.kpn.nl/jochemvanloosen/index.html
Probeer de service vrijblijvend
meer dan 10 duizend genealogen gingen u voor!